De verhalen van Babel
K. van het Reve
Het is merkwaardig hoe onze reactie op Russische zaken beïnvloed wordt door de Russische overheid. Wij hebben in Amsterdam de Stalinlaan pas in Vrijheidslaan omgedoopt toen van officiële Russische zijde werd medegedeeld dat Stalin geen nette man was. Dit was echter aan de meeste leden der gemeenteraad reeds jaren bekend. Zo was in het Westen ook allang bekend dat Babel een goed schrijver was. Men is hem echter pas weer in het Westen gaan uitgeven toen de Russische overheid die hem ter dood gebracht had, hem posthuum haar zegen verleende en een groot gedeelte van zijn oeuvre deed herdrukken.
Men beoordeelt nu eenmaal anderen naar zichzelf. Eigenlijk denkt het Westerse publiek dat het in Rusland ongeveer zo moet toegaan als bij ons - met enkele verschillen natuurlijk in klimaat, levenspeil, staatsinrichting, godsdienst, volkskarakter etc. - en men meent dat een Russische schrijver die in zijn eigen land niet in de kranten ter sprake komt onmogelijk interessant kan zijn. De walgelijkste gedichten van Jevtoesjenko - een zwendelaar in Majakovski-attitudes die precies zover met de zwijgende oppositie meegaat als hij weet dat goed is voor zijn reputatie en precies zo ver met de overheid als hij weet dat goed is voor zijn gezondheid - staan haast in extenso in onze dagbladen afgedrukt, terwijl veel betere en interessanter gedichten die niet in de Pravda staan geen sterveling interesseren. Zo hebben we dus een Westerse Babel-revival te danken aan Chroestsjov, die goed heeft gevonden dat zijn naam weer - met mate - genoemd wordt.
Babel is een Russisch schrijver, en bovendien een Jood uit Odessa. De combinatie is in de periode 1920-1933 niet ongewoon. Odessa moet een zeer merkwaardige, on-Russische stad geweest zijn, een soort onofficieel ‘venster op het Zuiden’, prachtig gelegen, een haven vol levantijnse schepen en een bonte verzameling volken binnen de eigen muren: Fransen, Joden, Moldaviërs, Grieken. Toen de Odessiet Trotski in Parijs kwam moet hij volgens de overlevering gezegd hebben: Parijs is net Odessa, maar Odessa is mooier. Moet men Babel geloven, dan had eertijds deze stad zelfs een eigen Joodse onderwereld, die opereerde op een wijze niet ongelijk aan die van de Italiaanse onderwereld in de Verenigde Staten, maar dan getemperd door Joods pathos en Joodse levenswijsheid.
Babels leven is als men wil avontuurlijk geweest: bij de beroepen die hij zelf noemt zijn soldaat, tsjekist, ambtenaar bij Onderwijs, opmaker bij een krant, journalist-verslaggever en deelnemer aan een levensmiddelenrekwisitieëxpeditie in 1918. Hij bleef daarbij burger van Odessa, de stad die zijn eigen chansons maakte en heel Rusland van anecdotes voorzag, want het is bekend dat geen enkel Russisch ding, zelfs niet de samovar en de knoet, oorspronkelijk Russisch is. ‘Ik herinner mij ons laatste gesprek’, schrijft hij zelf over een gestorven vriend, ook een schrijver. ‘We waren het er over eens dat het tijd werd die vreemde steden te verlaten, tijd om naar huis te gaan, naar Odessa, een huisje te huren aan de Molenstraat, en daar dan verhalen te bedenken, oud te worden... We zagen ons zelf als grijsaards, sluwe, vette grijsaards, ons warmend in de zon van Odessa, aan zee, op de boulevard, en de vrouwen met een lange blik begeleidend...’
Babels plaats in het Rusland van Lenin, Trotski en Stalin kan men die van een fellowtraveler noemen, maar dan een van een bizonder soort, zonder het half-zachte van de ook in Rusland voorkomende ‘saloncommunist’ die vooral oog heeft voor de rooskleurige, door de overheidsreclame gepropageerde kanten van het regiem. Babel zocht juist de ‘bezoedelde zoom’ van het kleed der revolutie, zoals de juist weer wél half-zachte Loenatsjarski het zo beschaafd uitdrukte - zoals ook de seamy side of life hem aantrok: dronkenschap, prostitutie, vuil, armoede, pogroms, moord, doodslag, geweldpleging. Daarbij was hij geen would-be verdorvene, geen Leidsepleiner, en daarbij nam