| |
| |
| |
Korte commentaren
Krant en televisiereclame
De vereniging De Nederlandse Dagbladpers wil medezeggenschap in de (eventuele) organen, die reclameboodschappen in de televisie zullen uitzenden en exploiteren. De NDP wil bovendien compensatie uit de inkomsten van televisiereclame voor de verliezen die de dagbladen zullen lijden als gevolg van de invoering van reclametelevisie. Waarom de NDP dit wenst, heeft haar secretaris, mr. J. Nouwen, uiteengezet in een artikel in E.S.B. waarvan overdrukken zijn toegezonden aan de leden van de Tweede Kamer. Nouwen spreekt, met instemming van het NDP-bestuur, niet van wensen maar van voorwaarden.
Men kan aan zijn betoog niet zonder meer voorbijgaan. Dat de nederlandse dagbladondernemingen voor hun economisch voortbestaan vooral afhankelijk zijn van advertentie -inkomsten - 65.9 pct, dus tweemaal zoveel als de inkomsten uit abonnementen - staat vast. Dat het onafhankelijk voortbestaan van de door die ondernemingen uitgegeven kranten aan de economische onafhankelijkheid van de ondernemingen is gebonden, is zonder meer duidelijk. Dat de niet al te sterke economische positie van een waarschijnlijk relatief groot aantal dagbladondernemingen nauw verband houdt met de te lage verkoopsprijs van de door hen uitgegeven organen is een omstandigheid, die men niet uit het oog mag verliezen.
Of de belangrijke taak die de nederlandse dagbladpers in de nederlandse samenleving vervult rechtstreeks afhankelijk is van het aantal dagbladen dat thans verschijnt is een vraag, waarop het antwoord zonder nader onderzoek niet is te geven. Er lijkt wel reden te zijn voor de veronderstelling dat juist van enkele bladen die door hun levensbeschouwelijke en/of politieke instelling bewust een bijdrage leveren tot de vorming van de publieke opinie het voortbestaan nu al wordt bedreigd. Hieruit voor de dagbladondernemingen het recht op medezeggenschap bij de exploitatie van televisiereclame te construeren, lijkt mij nogal ver te gaan. Sterker nog geldt dit voor de eis sine qua non van een aandeel in de opbrengst van televisiereclame.
De nederlandse dagbladen worden alle uitgegeven (met uitzondering van De Waarheid, maar die maakt geen deel uit van de NDP) door particuliere ondernemingen, die het recht van particulier initiatief hebben. Alle nederlandse dagbladondernemingen hebben hiervan op de juiste wijze gebruikgemaakt door bij voorbaat toe te treden tot belangencombinaties die zich de exploitatie van televisiereclame ten doel stellen.(OTEM; TER; Groep van 47). Na toewijzing van de machtiging voor televisiereclame zal er, hoe en in welke vorm dan ook, mogelijkheid tot hergroepering van die belangencombinaties dienen te zijn. Dit lijkt me een eis van redelijkheid. (Er zal immers, naar het zich laat aanzien, slechts één zendmachtiging worden verleend.)
Of de invloed van televisiereclame op de relatieve toeneming van de jaarlijkse advertentie-omzetten der dagbladondernemingen, noodzakelijk geacht om deze in hun exploitatie steeds kostbaarder wordende ondernemingen overeind te houden, zo groot zal zijn als Nouwen op grond van buitenlandse ervaringen verwacht, staat nog te bezien. Het causaal verband tussen dagblad- en televisiereclame kan ook te lichtvaardig a priori worden verondersteld. Zonder ‘follow-up advertising’ in de dagbladen kunnen tal van televisie-adverteerders het niet stellen. Er zijn allerlei adverteerders, die bij televisiereclame nauwelijks belang hebben. De situatie is gecompliceerder dan ik haar hier stel. Zij heeft ook meer aspecten dan men uit de beschouwing van Nouwen zou opmaken. Met name in Groot-Britannië en de VS is de economische structuur van de dagbladpers anders dan ten onzent. De concentratie-tendentie in de britse pers dateert van al zeer lang voor de invoering van commerciële televisie; zij houdt tevens verband met een verouderde bedrijfseconomische structuur en met anachronistische - door de presslords die zich in de strijd om de macht wel wat verspilling van middelen en krachten kunnen veroorloven, in de strijd met economisch zwakkere concurenten niet ongaarne gezien - eisen van de typografenvakbonden.
Vergelijkingen met buitenlandse situaties zijn met betrekking tot de reclametelevisie veelvuldig gemaakt. Zij hebben altijd een schijn van redelijkheid; zij gaan nooit geheel op.
H.S.
| |
Kindergärtnerei
Einde van deze maand zal het dan toch nog, tegen de algemene verwachtingen van de laatste maanden van het vorige jaar in, komen tot de openbare behandeling van de Nota inzake reclametelevisie door de Tweede Kamer. De staatssecretarissen van o.k. en w. en economische zaken hebben in hun laatste, definitieve nota over de voorbehandeling duidelijk te kennen gegeven, dat zij nog steeds het meeste voelen voor verlening van de zendmachtiging aan één concessio- | |
| |
naris. (Het in de Memorie van antwoord gedane compromis-voorstel, om voorlopig 1/3 van de zendtijd op het tweede net aan de NTS en omroeporganisaties te geven, kan in dit verband buiten beschouwing blijven.) De heren Scholten en Gijzels hebben ook laten weten, dat zij nauwe samenwerking tussen de aspirant-concessionarissen op prijs zullen stellen.
De eindsprint, waarvan wij nu getuige zijn, wordt vooral bepaald door dit laatste gegeven. Een nieuwe concessionaris heeft zich aangediend: de stichting Televisie Nederland. Een orgaan met een bestuur van burgemeesters, kamerleden, middenstandsspecialisten, sportofficials en andere achtenswaardige staatsburgers, die tezamen een willekeurig gezelschap vormen. De stichting heeft een zendmachtiging aangevraagd. Zij stelt zich voor, haar programma's primair te financieren uit de opbrengst van strikt van de eigenlijke programma-onderdelen te scheiden reclameboodschappen. Hiertoe zal een overeenkomst worden gesloten met een naamloze vennootschap tot exploitatie van televisiereclame. De stichting zelf blijft van die reclame af, houdt haar handen schoon, wil zich uitsluitend wijden aan ‘het verzorgen van televisieprogramma's van instructieve, informatieve en verstrooiiende aard, zulks ter bevrediging van de culturele en maatschappelijke behoeften van het nederlandse volk in al zijn geledingen.’
Dit is een gezond uitgangspunt. Het wordt enigszins vertroebeld doordat op dezelfde dag als de stichting en ten kantore van dezelfde notaris bij akte is opgericht de n.v. Maatschappij tot exploitatie van televisiereclame TER. Met als houders van oprichtersaandelen de Landbank (van de heer R. Zwolsman), het bankiershuis Heldring & Pierson, en vier van de vijf in de OTEM deelnemende dagbladondernemingen: Parool, Volkskrant, Telegraaf en NRC. Hoewel van een formele relatie tussen T.V.N. en TER ondanks - en waarschijnlijk mede; dank zij - premature persberichten geen sprake is, wijst alles toch op nauwe betrekkingen tussen beide in het prenatale stadium. Wie de eigenlijke initiator is van het kennelijk in grote haast opgezette plan, kan niet met zekerheid worden gezegd. De volijverige journalist P.A.G. de Ruwe van Televizier zal er een handje in hebben gehad; de staatssecretarissen zullen met hun imperatieve en suggestieve wens van samenwerking (mitsgaders een nieuw orgaan) een steentje hebben bijgedragen; de altijd ondernemende heer Zwolsman en de heer Pierson, die als president-commissaris van een internationale onderneming welke mobiele reportageapparatuur verhuurt en ook wel eens een amusementsprogramma heeft geproduceerd (Intertel), zullen de hint van overheidszijde niet hebben misverstaan. (Let wel: dit is een subjectieve reconstructie.)
Uit de mededelingen van mr Van Walsum, voorzitter van de stichting TNV, blijkt dat het stichtingsbestuur zich door het ongelukkige begin, dat zich goeddeels buiten dit toen nog in staat van formatie verkerende bestuur om heeft afgespeeld, niet besmet acht. Het wil zich niet bij voorbaat binden aan samenwerking met de n.v. TER; het hoopt alsnog op concentratie in die TER van alle gegadigden voor televisiereclame. Dat de benadering van de OTEM door het duo Zwolsman (TER)-Bogaardt (TNV) minder elegant was, geeft het stichtingsbestuur toe.
Van Walsum heeft openhartig verklaard, in de stichting een mogelijkheid te zien, iets te realiseren van zijn oude ideaal: een nationale omroep. Waarom ook niet? Per slot van rekening heeft hij 15 jaar geleden al voorgesteld, in de radio naast de programma's van de omroeporganisaties (op de ene zender) een nationaal programma (op de andere zender) uit te zenden. Het idee is voor hem dus niet nieuw. Daarom doet de afstraffing die het bestuur van de Partij van de Arbeid partijgenoot Van Walsum heeft gegeven nog onsympathieker aan dan het cryptische, nietszeggende communiqué waarin ditzelfde partijbestuur de staf heeft gebroken over het nieuwe initiatief. Dusdoende andermaal de indruk wekkend, dat men partij(lijn)politiek en omroep-, c.q. cultuurpolitiek identiek acht. Dit niet alleen in socialistische kring levende vooroordeel heeft een werkelijke discussie over de reclametelevisie en de structuur van de omroep tot dusver in de weg gestaan. Het gesprek is nooit buiten de schuttingen van de Kindergarten gekomen. Ook de jongste initiatieven én de wijze
VOGELOPERA
zangspel in drie bedrijven
medespelenden in willekeurige volgorde:
Een specht |
Een gaai |
Een hop |
Een roodborst |
Een mees |
Een winterkoning |
Een kraanvogel |
Een kalkoen |
Een fazant |
Een brandweerman |
plaats van handeling: een toneel met kartonnen bomen en achterdoek waarop verschoten Barbizonbos. Pauze na het tweede bedrijf. Zaal open: 8.30 u.
| |
| |
| |
| |
waarop zij zijn gepresenteerd dragen weer alle kenmerken van Kindergärtnerei.
Een van overheid, commercie, en politieke of levensbeschouwelijke belangengroepen - in het huidige bestel gaat het daarom, niet om ‘stromingen’ - onafhankelijke televisie-omroep, akkoord. Maar dan ook een werkelijk representatieve stichting, die haar bestuur niet aanvult door coöptatie. Dit is in strijd met het monopoloïde (het woord moet toch nog maar eens vallen) karakter van het technisch medium. Men zou kunnen denken aan benoeming van de bestuursleden (zoals bij de Wereldomroep) door de minister van o.k. en w., op voordracht van organen als bijvoorbeeld de Raad voor de Kunst en de Stichting van de Arbeid. (Alle voorbeelden zijn willekeurig.) Maar dan vooral in het stichtingsbestuur geen kamerleden die, wanneer de blijvende verantwoordelijkheid van de overheid als concessiegeefster in het parlement ter discussie wordt gesteld, mee zouden kunnen praten. Herhaling van de fouten van het huidige bestel had van het begin af vermeden moeten worden.
Het plezierige van een stichting is, dat je er, ondanks de statuten die immers in de regel alleen algemene richtlijnen bevatten, nogal wat kanten mee uit kunt. Het principe van de TVN is goed, maar men heeft er zich te weinig bij voorgesteld. Ik ben bang, dat de kamerleden die over anderhalve week over de Nota reclametelevisie gaan praten, ook het hier gevergde voorstellingsvermogen zullen missen. Er is te weinig ondernomen, om hen op gang te helpen. Alleen de omroeporganisaties hebben hun taak als pressiegroep verstaan. Niemand mag hun dit kwalijk nemen. Aan de andere kant is men tot het laatste moment in de Kindergärtnerei blijven stoeien. Als dit spelen dan nog leren zou zijn...
Over een jaar zal de uitzending van een tweede televisieprogramma technisch mogelijk zijn. Dat er in dat programma reclame zal komen staat, dacht ik, wel vast. Maar door en voor wie? Toekenning van een concessie fixeert, en dat is het benauwende, de situatie voor een onbekend aantal jaren.
H.S.
| |
A.V.R.O. contra V.P.R.O.
De A.V.R.O. is boos op de V.P.R.O. Zij beschuldigt deze omroepvereniging er van dat zij de evangelieverkondiging in vrijzinnige geest ‘tracht te monopoliseren en ondergeschikt maakt aan het voortbestaan van de eigen organisatie’. Het feit schijnt namelijk te zijn dat het de A.V.R.O. hoe langer hoe moeilijker valt vrijzinnige predikanten voor haar morgenwijdingen ‘aan te trekken’, zoals dat tegenwoordig heet, en nu meent zij dat de V.P.R.O. daar achter zit. De V.P.R.O. ontkent dit. Zij heeft gezegd dat het wel of niet aannemen van een morgenwijding door vrijzinnige predikanten een zaak van hun persoonlijke beslissing is, al zal daarbij uiteraard ook een rol spelen ‘de verantwoordelijkheid die de vrijzinnige predikant voelt voor de V.P.R.O.’ Toch herinnert schrijver dezes zich dat dr. Nicolette Bruining, toenmaals voorzitter van de V.P.R.O., jaren geleden in een vergadering van vrijzinnige hervormden de aanwezige predikanten opwekte niet voor andere omroepen dan de V.P.R.O. te spreken. Het een is met het ander natuurlijk niet in strijd. Men blijft vrij om zelf te beslissen. Dr. Nicolette Bruining heeft alleen maar aan ‘gewetensvorming’ gedaan. Toch is het de vraag of zij het geweten van de predikanten in de goede richting heeft geleid.
De V.P.R.O. wil de vrijzinnig-protestantse geloofsovertuiging tot het Nederlandse volk doen doordringen. Zij wil het evangelie verkondigen in vrijzinnige geest, d.w.z. niet ingekapseld in dogmatische formuleringen van eeuwen her. Moest zij er zich nu niet over verheugen dat dit ook via een andere omroep geschiedt? Enige jaren geleden was het zo dat aan de morgenwijdingen van de A.V.R.O. uitsluitend rechtzinnige predikanten meewerkten. Blijkbaar is zij er toen op attent gemaakt dat dit weinig met haar karakter van algemene omroepvereniging overeenkwam. Maar nu zij haar gedragslijn gewijzigd heeft is het wéér niet goed. Natuurlijk kan het best zijn dat de A.V.R.O. hiertoe overgegaan is om de V.P.R.O. een beetje wind uit de zeilen te nemen: omroepverenigingen zijn nu eenmaal jegens elkaar concurrenten. Maar dat zal toch niet de enige beweegreden zijn geweest: zij zal het ook hebben gedaan om een bepaalde categorie van haar luisteraars tegemoet te komen. In elk geval: heeft de N.C.R.V. zich er ooit over beklaagd dat aan de morgenwijdingen van de A.V.R.O. rechtzinnige predikanten meewerkten, of de K.R.O. dat voor de microfoon van de V.P.R.O. ook roomskatholieke sprekers hun geluid lieten horen? Het is de glorie van de V.P.R.O. dat zij menigmaal ‘anders denkenden’ voor haar microfoon laat optreden, laten we er alsjeblieft geen vrijzinnig zuiltje van maken. Want dan zou de ware vrijzinnigheid er wel eens uit vertrokken kunnen zijn!
J.v.R.
| |
| |
| |
Men meldt ons uit Amsterdam:
Laatst moest ik een taxi hebben. Ik belde het bekende, maar verouderde nummer 62211 en hoorde het volgende: ‘U luistert naar de voorbeelden per telefoon. Hier is God. Het leven schijnt soms een woestijn, waarin je eenzaam en verlaten ronddoolt, niet wetende wat de dag van morgen je weer zal bieden. Nergens lijkt wel een rustpunt, een oase, waar de dorst en honger gelest kan worden. Toch is er een oase. Heren, ik smeek u, doe hem mij zien. Breng Jezus opnieuw weer op mijn pad, opdat hij mij levend water te drinken geeft, zodat mijn verdriet, mijn leed en mijn eenzaamheid voorbij zal zijn. Amen. Wenst U een gesprek met een predikant der Adventkerk, adresseer Uw verzoek aan Adventkerk, Keizersgracht zes zeven zes, Amsterdam.’
Ik wilde over deze vreemde ervaring eens spreken met een medewerker van Uw maandblad en belde daarom 734552. Ik hoorde toen het volgende: ‘Hallo, U luistert naar het automatisch antwoordapparaat van Hans van den Bergh. Hij is vanavond naar de schouwburg en dus pas vanavond zeer laat en anders morgenochtend niet al te vroeg hier thuis weer op dit nummer te bereiken. Zou U het dan bij een van deze gelegenheden weer eens willen proberen? Bij voorbaat onze hartelijke dank en tot zover dit bericht.’
Tot zover dit bericht.
| |
Televisie
Als je geen toestel hebt gaat een stuk nationaal gebeuren aan je voorbij. Iemand als Scheepmaker legt eigenlijk iedere avond zijn vinger op de polsslag van ons volksleven, terwijl ik, nu wij toch eenmaal beeldspraak gebruiken, er alleen de verre echo's van hoor - zoals de opwinding over de man die geen vijf en tachtig, maar een en negentig gulden schoon verdiende. Een enkele keer slechts leef ik mee: zo heb ik, het is alweer lang geleden, Oom Vanja op het melkglas gezien, en toen pas goed begrepen welk een invloed dit medium op de cultuur heeft. Honderdduizenden die nooit van Tsjechov gehoord hadden en nooit een stuk van hem gezien hadden, werden op één avond allemaal tegelijk bij zijn publiek ingelijfd, zodat de highbrows die hem al geannexeerd hadden en zijn naam als Tsjeekof uitspreken - de gewone man zegt, net als de Rus, Tsjechov - opeens in de minderheid kwamen. Ook bewaar ik onvergetelijke herinneringen aan de wedstrijd Benfica - Real Madrid. Het was misschien pas de tiende voetbalwedstrijd die ik in mijn leven zag, maar het spel was zo subliem dat ik na enkele minuten al begreep met iets van uitzonderlijke kwaliteit te doen te hebben. Later werd dit bevestigd door de scheidsrechter die verklaarde dat hij, evenals ik, nooit een mooier wedstrijd gezien had.
R.
| |
Natuur en kunst
Zelfs al had ik een toestel, ik zou er slechts af en toe naar kunnen kijken omdat ik naast mijn schrijverschap allerlei dingen moet doen om aan de kost te komen. Zo heb ik ook die televisierechtbank niet gezien. Het succes kan ik begrijpen, omdat ik twee keer, op een zaterdag meen ik, over de radio iets dergelijks gehoord heb. De eerste keer kwam het volkomen onverwacht: ik zette het ding aan en viel midden in een rechtzaak. Echte zaken worden niet uitgezonden, dus we hadden hier met maakwerk te doen. Het verbazingwekkende was echter dat het ook geen maakwerk kon zijn: aanklager, verdediger, rechter, verdachte en getuigen spraken precies, maar dan ook precies zo als in de rechtzaal. Dit kónden geen acteurs zijn. Wat mij vooral trof waren de slecht gespeelde morele verontwaardiging, van de aanklager, het slecht gespeelde medelijden en het duidelijk geveinsde sociale pathos van de verdediger. De fouten van uitspraak, intonatie en zinsbouw die typisch zijn voor mensen die net iets deftiger en geleerder spreken dan zij thuis gewend zijn waren zo ongelooflijk goed nagemaakt, dat ik zelfs onze allerbeste acteurs hier niet toe in staat achtte.
R.
| |
Raadsel
Pas later begreep ik dat we hier met amateurs te doen hadden, die tegelijk professionals waren in die zin, dat ze in het gewone leven in soortgelijke rollen optraden als die ze nu speelden. Dit maakte het raadsel nog groter: het is immers zo goed als onmogelijk een niet-acteur op natuurlijke wijze voor de microfoon of de camera te brengen. Bijna alle radio-interviews getuigen daarvan. De regisseur, die twee buurvrouwen voor de microfoon een volstrekt natuurlijk klinkend gesprek kan laten houden zou een fortuin kunnen verdienen. Die twee buurvrouwen zijn er eenvoudig niet. Hoe is het dan mogelijk dat men wel een aanklager, verdediger, verdachte, getuige, rechter, parketwachters e.d. gevonden heeft? De oplossing van dit raadsel is eenvoudig. De verlegenheid, plankenkoorts, self-consciousness of hoe men het noemen wil die anders de overgang van ‘natuur’ naar ‘kunst’ bemoeilijken waren hier in de ‘natuur’ al aanwezig. Die verlegenheid kwam er niet bij, maar was er al,
| |
| |
zodat er niets veranderde. Men gedroeg zich voor de camera en de microfoon even onnatuurlijk als... in de rechtzaal. Laat een buurvrouw met een buurvrouw spreken voor een microfoon en zij zullen anders spreken dan in werkelijkheid. Zet haar voor de rechter plus microfoon en camera en zij zal zich precies gedragen als voor de rechter sec: onnatuurlijk, zenuwachtig, bang, hysterisch, waardig, deftig, ongedwongen of hoe je maar wilt. Zou men een gesprek in de togakamer tussen aanklager en verdediger op het scherm willen brengen, dan zou dat mislukken door de verlegenheid der spelers. Maar zet ze in de rechtzaal en alles loopt gesmeerd. Het resultaat is zeer aangrijpend.
R.
| |
Kunst en natuur
Nog even. Mij troffen als gezegd vooral de retorische trucjes. Iemand die zich opwindt gaat vaak vlugger spreken. Acteurs leren dat en doen dat ook als zij irritatie, kwaadheid willen suggereren. Zij doen dat op een manier die meestal onecht aandoet, zodat men in de zaal soms een half uur nodig heeft om zijn gêne te overwinnen. Advocaten gebruiken dezelfde truc, maar weer met een heel andere, veel naievere onhandigheid dan de acteurs. Ik zou wel eens een stuk willen zien waarin het slechte spel van advocaten ‘natuurgetrouw’ door een acteur werd weergegeven. Het moet wel haast onmogelijk wezen.
Voor wie zich voor dit soort dingen interesseert een geval uit mijn eigen praktijk. Ik wilde een voordracht die ik moest houden repeteren en besloot hem op de gevoelige band vast te leggen. Het resultaat was gruwelijk, de verveling ontzettend. In de eenzaamheid van mijn kamer was ik veel te verlegen geweest om mijn historische registers open te trekken. Zou men met de taperecorder naar de studeerkamer van Belinfante gaan en hem vragen een denkbeeldige verdachte gedurende vijf minuten toe te spreken - ik wed dat het resultaat bedroevend zou zijn, en ver achter zou staan bij zijn prestatie in de zaal.
R.
| |
Elschot
Uit een aankondiging van eerlang te verschijnen Oerkraiense boeken:
‘Elschot V. Wij vangen vogels op de lijmstok. Satirische roman. Vertaald uit het Vlaams. Staatsuitgeverij der Oekraine. 8 vel druks. 65000 exemplaren. 45 kopeken. Formaat 84 × 108/32. Gebonden. Willem Elschot (pseudoniem van Van Ridder, geb. 1886) is een van de oudste Belgische schrijvers. Hij schrijft in het Vlaams. De roman “Wij vangen vogels op de lijmstok” ontmaskert in scherpe en volmaakte vorm de moraal van de bourgeoiswereld, bespot hen, die de geldzak aanbidden, die terwille van winst en verrijking hun eer, geweten en menselijke waardigheid verkopen. Deze roman van Elschot is het eerste belangrijke werk der Vlaamse literatuur dat in ons land vertaald wordt.’
Mijn vriend A. heeft terstond na lezing van deze aankondiging zeven exemplaren besteld. Eén daarvan is voor mij. Wij stellen ons voor elkaar straks, in plaats van Vlaamse, Oekraiense citaten toe te werpen. Reeds nu vragen wij ons af hoe men in het Oekraiens zegt ‘ik word op 't ogenblik van uit Gent verneukt door een kerel, die Korthals heet en die 't lijk van mijn schoonzuster in zijn bezit heeft’.
De glorieuze triomftocht van Elsschot over de wereld, waaraan ik al twintig jaar vast geloof, al zal ik hem misschien niet meemaken, komt hiermee een stukje dichterbij. Het is een merkwaardige gedachte dat de beginsignalen van die triomftocht aan de Oostelijke horizon weerklinken.
R.
|
|