vleugel van de partij, Harold Wilson, en toch is de partij één gebleven; zij staat er zelfs beter voor dan ooit. Volgens recente Gallup opiniepeilingen is het aantal mensen dat zegt Labour te zullen stemmen 25 procent groter dan dat met een voorkeur voor de Conservatieven (de laatste verkiezingen werden gewonnen met een marge van 4 procent); en slechts 30 procent van het electoraat vindt Macmillan een goede eerste minister, terwijl 68 procent gelooft dat Wilson dat zal zijn. Nu is het wel zo dat voor de herfst van 1964 geen verkiezingen behoeven te worden gehouden; de economische toestand zal waarschijnlijk verbeteren; en er doet zich in de Conservatieve Partij altijd een krachtige opleving voor wanneer de werkelijke vraag, en niet de hypothetische, wordt: ‘Wenst u de socialisten aan het bewind?’. Maar voorlopig lijkt het er veel op dat Harold Wilson binnen afzienbare tijd eerste minister van Engeland zal zijn.
Wat voor een man is hij? Onder de parlementsleden van zijn eigen partij, die hem tot hun leider kozen, werd nauwelijks betwijfeld dat hij een intelligenter en een beter toegerust man was dan George Brown, en een veel sterker persoonlijkheid; iemand die er inderdaad uitziet en praat als een eerste minister. Maar velen betwijfelden wel dat hij zou worden gekozen, en zeker niet met de uiteindelijke, afdoende meerderheid van 144 tegen 103 stemmen.
Op 31-jarige leeftijd was hij het jongste kabinetslid geweest sinds de tijd van William Pitt. Hij had economie gedoceerd in Oxford; Lord Beveridge had hem de beste student genoemd die hij ooit had gehad. Hij had een schitterende staat van dienst als ambtenaar gedurende de oorlog achter de rug toen hij zitting nam in het kabinet van Clement Attlee. Tégen zich had hij een reputatie van ‘linkse’ neigingen en van de gewoonte steeds de kat uit de boom te kijken.
Toen de laatste van de oude, populaire geweldenaars, Aneurin Bevan, in 1951 uit Attlee's wankelende regering trad, ging Wilson ook heen, samen met John Freeman, nu redacteur van het vermaarde linkse weekblad New Statesman. Hij was een ‘Bevanist’. Maar was hij het werkelijk? Voor een deel. Bevan ging heen omdat hij het in het algemeen niet eens was met Attlee's gematigdheid. Wilson trad af om een veel meer concrete reden: om de kwestie van de defensiebegroting, die hij buitensporig hoog vond. In Wilsons woorden: ‘Als je een piano probeert te verplaatsen die te zwaar is zul je hem niet van zijn plaats krijgen; je zult jezelf alleen een breuk bezorgen’.
Hij nam het initiatief tot de bekende resolutie tegen de Duitse herbewapening op het partijcongres van Labour in 1954, een motie die met twee stemmen verschil verworpen werd. Maar toen Bevan dat jaar uit het schaduwkabinet trad, na een periode van verzoeningspogingen, volgde Wilson hem niet. En dat beschouwden de Bevanisten als verraad. Niettemin bereikte Wilson op het volgende partijcongres, toen hij kandidaat stond voor het uitvoerend comité van de partij, bij de stemming de hoogste regionen. Hij had onafhankelijke invloed in de partij, gebaseerd op het ‘dode midden’, als er zoiets is.
Maar van dat ogenblik af was al wat hij deed aan tweeërlei uitleg onderworpen, van links en van rechts. Toen hij zich verzette tegen Gaitskells bekende, niet geslaagde poging om uit de beginselverklaring van de partij het vierde punt te lichten waarin het voornemen tot nationalisering van alle voornaamste industrieën was neergelegd, zeiden ze dat dat was omdat hij niet aan populariteit wilde inboeten bij de gewone man in de partij - hoewel hij zelf zei dat de zaak waarom het ging een kunstmatige was; dat tóch nooit iemand de beginselverklaring las.
Toen hij vervolgens tegenover Gaitskell kandidaat stond bij de jaarlijkse verkiezing van een partijleider, omdat, naar zijn mening de kwestie van de kernwapens op een verkeerde manier behandeld werd, was dat omdat hij zijn kans schoon zou zien om de macht in handen te nemen. De anti-atoom groep in de Labour Party, zeer sterk in het land maar zwak in het parlement, maakte van Wilson haar lieveling, maar was boos toen ze ontdekte dat hij tegen een bepaalde manier van rakettenbeheer was waarbij hij geen voorstander van eenzijdige ontwapening bleek. Zij die de zaak zagen als een kwestie van ‘bom’ of ‘geen bom’, maar ‘bom’ kozen, waren eveneens van oordeel dat hij de pacifisten welbewust misleidde en gebruikte.
Toch was hij waarschijnlijk niet onoprecht. Hij probeerde alleen maar het midden in de partij te houden, tussen de doctrinaire uitersten in. Hij meende te weten wat voor de partij het beste was. Van het begin af aan heeft Wilson aangevoeld dat de Labour Party alleen van het centrum uit kan worden geleid. Wanneer zij te veel naar rechts overhelt om de gematigden onder de kiezers gunstig te stemmen zullen de eigen aanhangers in woede ontsteken, zoals in 1951 gebeurde; maar als zij in het voetspoor van de Bevanisten treedt zal zij waarlijk socialistisch én volmaakt vruchteloos blijven, of worden. Er is een oude zegswijze dat een man ‘who cann't ride two bloody horses at once