kend van vijftien meter afstand, hem onder vuur namen. Alleen als er een recht op mijn hoofd afkomt, ga ik even opzij, dacht hij. Toen ze eindelijk een keer raak gooiden, meende hij aan zijn plicht te hebben voldaan en keerde hij voorgoed terug naar zijn autootje. Ze kunnen me nu dodelijk verwonden, dacht hij, door joelend toch weer de eenden te gaan bekogelen, maar dat ging ze kennelijk toch net iets te ver. Hij stapte in, de motor sloeg aan, en hij reed weg. Als laatste wraakpoging kletsten nog enige sneeuwballen tegen de carosserie. De jongeman draaide uitdagend zijn portierraampje omlaag, zoals hij Ivanhoe zijn vizier wel eens omhoog had zien schuiven, en reed langzaam langs de drie jongens. Alle sneeuwballen misten hun doel. Er is nog rechtvaardigheid.
Sommige berichten mogen niet verloren gaan. Walt Disney heeft onlangs de hoogste onderscheiding gekregen van de Amerikaanse vrijheidsstichting, t.w. de George Washington-medaille plus 5.000 dollar voor zijn ‘opvoedkundig inzicht, vaderlandslievende toewijding en scheppend leiderschap bij het overdragen van de hoop en verlangens van onze vrije maatschappij op de wereld.’ Dan sta je toch wel even te kijken. Donald Duck, ouwe communistenvreter. Sneeuw-Witje, die de lelijke oude heks te slim af was (Anna Pauker?). Eisenhower zit in het bestuur van de stichting. En Douglas MacArthur heeft ook een onderscheiding gekregen, voor een openbare redevoering over plicht, eer en vaderland.
Denkbeeldige volzin van veelschrijver: ‘Ik wil ook een staatsloon, om niet meer te hoeven schrijven.’
Grote artikelen in de kranten: ‘Bianca (17) sprak vloeiend vier talen en vele leugens’. Bianca vroeg in Amsterdan politiek asiel aan, zei uit Hongarije en Polen afkomstig te zijn, maar bleek in werkelijkheid afkomstig uit Duitsland. Dat viel niet gemakkelijk te achterhalen, ondanks het feit dat zij Frans, Duits en Engels perfect sprak (meldden de kranten) en na een paar weken Amsterdam haar levensverhaal vrijwel foutloos in het Nederlands wist op te schrijven. Het Oost-Europese taaltje dat ze sprak konden zeven tolken en een ‘zeer deskundige hoogleraar’ niet thuisbrengen, zeiden de kranten. Die zeer deskundige hoogleraar van Prof. dr. C.L. Ebeling, hoogleraar in de Slavische talen in Amsterdam. ‘Het was al direct duidelijk dat het geen Pools was wat ze sprak,’ vertelde hij. ‘Ook kon je merken, dat ze wel wat Hongaars kende. Ze heeft een stukje in die taal van haar geschreven, en ik moet zeggen dat dat heel boeiend was. Voor iemand die niet linguïstisch geschoold was, zat het knap in elkaar, al kon je wel zien dat het geen eigenlijke taal was maar een verzinsel. Dat ze “vloeiend” Frans, Duits, Engels en tenslotte ook Nederlands sprak was niet waar. Wat bijvoorbeeld Engels betreft kon ze zich begrijpelijk maken, meer niet. Wat voor type meisje het was? Het Lombroso-type, een meisje om liever een straatje voor om te lopen.’
Gerrit Kouwenaar kreeg van een Volkshogeschool het verzoek een lezing te komen houden over de nood onder de schrijvers. ‘We kunnen u er 25 gulden voor aanbieden,’ werd er bij gezegd.
In een televisie-uitzending, gewijd aan Titus Brandsma, wiens zaligverklaring momenteel in Rome wordt bekeken, kregen we ook de rij ordners te zien waarin de gemelde gebedsverhoringen die door zijn ‘tussenkomst’ waren verkregen, zaten opgeborgen. Hemel en aarde raakten elkaar in de ordners, die alle zonder gêne de merknaam Simplex voerden.
Ik dagdroomde dat ik Marika Kilius en Hans-Jürgen Bäumler was. Zou ik na jaren van intensieve training, en na vijf Europese kampioenschappen, eindelijk doorstoten naar de top van het paarrijden? Mijn kür was niet vlekkeloos. Als ik even later het Russische paar Oleg Protopov en Ludmilla Beloesova zie rijden, besef ik dat ik hun mindere ben geweest. Ook dit jaar zal ik weer geen wereldkampioen worden. Maar zie, de cijfers vallen onverwacht laag uit voor het Russische paar. Hebben de juryleden zich al bij voorbaat verzoend met de gedachte dat ik als favoriet wel kampioen moet worden? Ik trek mij terug in de kleedkamer en strijd een hevige (innerlijke) strijd. Terwijl in een kleedkamer verderop de volkscommissaris zijn pistool op de borst van Oleg zet, zeggende: ‘Jullie begeven jullie straks stralend van sportieve deemoed naar het ereschavot, of anders...’, neem ik een kloek besluit. Trompetgeschal kondigt de prijsuitreiking aan. De jury heeft mij definitief tot wereldkampioen uitgeroepen, ik word verwacht. Bleek doch vastberaden stap ik het ijs op, ondanks alles toch nog toegejuicht door enige duizenden verblinde landgenoten. Ik rijd recht op het podium af en neem de trede waarop een grote 2 staat. Even flitst de vraag door me heen, waarom in Rome bij de Olympische