Erg kies natuurlijk. Maar ik geef niet zoveel voor een kiesheid, die stormenderhand overboord gegooid wordt als er een Baarnse moordzaak of een lekker zedendelict aan de horizon verschijnt. Wat de huidige burgemeester van Amsterdam voor een magistraat is, wordt ons verzwegen. Hij wordt door hoofdstedelijke dagbladen toegejuicht als hij het durft opnemen tegen Den Haag of Rotterdam of Diemen, maar vrij en onverveerd over hem schrijven zoals een New Yorks blad over Wagner - stel je voor, een landsvader, een regent, een hooggeplaatst persoon, en dan gewoon zeggen wat we van hem denken!
Dat men over ‘alle de aanzienlijken’ zo enigszins mogelijk niets dan goeds moet schrijven is zo diep in onze ‘volksaard’ geworteld dat zelfs de rechter meedoet. Een ambtenaar die tegen een minister procedeert kan nog wel gelijk krijgen, en dat is mooi natuurlijk. Maar wat te denken van een rechter, die zonder de wet ook maar even in te zien de Nederlandse Consumentenbond veroordeelt omdat deze bond het gewaagd had tegen de vele vierkante kilometer advertenties van een tabaksfirma enkele vierkante decimeters te drukken van een wetenschappelijk verslagje over de samenstelling van de producten van die firma? De firma beweerde dat het gepubliceerde verslag haar financiële schade had berokkend. De juistheid van het verslag werd, althans door de rechter, niet in twijfel getrokken. Een iets andere opzet van het onderzoek zou echter voor de firma tot gunstiger resultaten hebben geleid, zoals de firma niet naliet aan te tonen. Maar wat zou dat? Waarom mag de Consumentenbond niet een eenzijdig ja hoogst partijdig en onrechtvaardig verslag publiceren en daarmee een firma financiële schade berokkenen? Als ik een vergelijking publiceer tussen het kritische proza van mezelf en dat van Adriaan Morriën en daarin tot de conclusie kom dat mijn proza minder water bevat, dan is het denkbaar dat ik daarmee, vooral als het uitlekt, Morriën financiële schade toebreng. De regering zou zelfs zo ver kunnen gaan dat zij mij zesduizend per jaar gaf inplaats van hem. Als Morriën dan een proces tegen mij zou beginnen, waarbij hij door deskundigen (Van Galen Last, Lehmann) liet verklaren dat Morriëns proza helemaal niet slechter is dan het mijne - integendeel! - dan zou geen rechter in Nederland hem gelijk geven. Waarom niet? Wat is het verschil? Mijn beweringen zijn niet bewijsbaarder dan die van de consumentenbond.
Als H.A. Gomperts - om nog eens een letterkundige te noemen - een laat ons aannemen uiterst onrechtvaardige toneelkritiek schrijft, waardoor - naar de directie beweert maar niemand bewijzen kan, net als bij die tabak - een toneelgezelschap een schade lijdt van een paar ton, denkt niettemin die directie er niet aan Gomperts een proces aan te doen, want we leven hier in een vrij land. Maar zodra er een grote firma, een bekende gloeilampenfabriek, de K.L.M., de Unilever of de D.A.F. op het spel staat geldt de persvrijheid niet meer, schijt men ter redactie in zijn broek en springt de rechter in de houding als een adelborst voor de koningin.
Ruim drie jaar geleden heb ik een citroën 2cv gekocht. Ik mag wel zeggen dat deze wagen zijns gelijke niet vindt onder de automobielen, en ik zal nooit een automobiel beminnen zoals ik deze, mijn eerste, heb gedaan. Hij is, zowel van binnen als van buiten, veel mooier dan andere. Hij is ongelooflijk betrouwbaar, gebruikt bijna geen brandstof, heeft de beste zitplaatsen die ik ken, kan door weilanden en heidevelden rijden, ligt als een leeuw op de weg en heeft een bijna ideale vering. Hij klimt tegen steile bergen, en de ruimte die hij aan passagiers en bagage biedt overtreft die van veel duurdere wagens. Hij heeft ook slechte eigenschappen: hij maakt een vreselijk lawaai (motor en wind), komt tegen een flinke storm niet boven de 50-60 km, de deurknoppen moet je van tijd tot tijd vastschroeven anders donderen ze onder het rijden op straat, de ramen beginnen de eerste dag al te roesten, de bumper kun je met de hand kromtrekken, de deuren kieren zodat je bij bepaalde regens natte voeten krijgt, kleppen en kruiskoppelingen moeten soms vernieuwd worden. Verder is de verwarming in mijn model (1959, standaard) zeer slecht bij koud en winderig weer. Dit alles is algemeen bekend, maar heeft nog nooit ergens gedrukt gestaan.
Van die verwarming wordt melding gemaakt in een boekje over de 2cv, uitgegeven door de ANWB, een soort consumentenbond dus, van wie men onafhankelijke taal zou verwachten. Ik citeer: ‘Vermeld dient in dit verband te worden, dat de verwarmingsinstallatie niet onder alle omstandigheden even doeltreffend functionneert, wat een logisch gevolg is van de constructie van de wagen’. Dat is larie natuurlijk. Die slechte verwarming is helemaal geen logisch gevolg van de constructie van de wagen, maar een slonzigheid, die gemakkelijk te vermijden ware geweest en die in latere edities dan ook verholpen is, zodat de schrijver van dat ANWB-boekje