nair in de kunsthandel’ schreef: ‘Wat kan ik u leveren?’. Appels, Nanninga's, Alechinsky's - ze vlogen de pan uit. Een kunstschilder belde op en zei: ‘Jullie hebben poen, ik heb een stel jonge kinderen, koop wat schilderijen van me.’
Charles B. Timmer heeft de Nijhoffprijs gekregen voor zijn vertalingen uit het Russisch. Op zichzelf een markante eer voor de vertaalkunst uit het Russisch, nadat nog niet zo erg lang geleden (op 26 januari 1955) de eerste Martinus Nijhoffprijs werd uitgereikt aan Aleida G. Schot, de ‘doyenne’ van onze literaire vertaalkunst. Afgezien van de kwaliteit, is vooral Timmers productiviteit verbluffend. Zijn eerste vertaling was Afgunst, van de sovjet-schrijver Oljesja, een heel appetijtelijke roman die ten onrechte geen best-seller is geworden in Nederland. Dat was in 1947. Na zes jaar stilte (Timmer schreef overigens ook nog een roman en gedichten) begon het grote werk: zes dundrukdelen Tsjechov in Van Oorschots Russische Bibliotheek, Vrijgeleide en Gedichten van Pasternak, De Idioot van Dostojevski, samen met Leerink een deel Poesjkin, toneel en verhalen van Gogolj, het onlangs uitgekomen, verzamelde werk van Babel, een verzameling verhalen, 43e April, over krankzinnigheid, en als tussendoortje een vertaling uit het Engels van Nabokovs Bastaards. Gerekend vanaf 1953, in tien jaar tijds dus, een productie van naar schatting 7000 bladzijden, voor een deel bevochten op de avonduren, na het dagelijkse werk op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Dat wil zeggen, bijna twee bladzijden per dag, zonder aflaten, ook op de dagen dat hij: hoofdpijn had, op visite moest, geen zin had, een mooi boek wou lezen, vergeten had nieuw papier te kopen, naar een toneelvoorstelling wou, een prijsuitreiking moest bijwonen, of de e van de schrijfmachine had lamgeslagen.
Menige Nederlandse krant of weekblad is niet op z'n eerste plagiaatje of gepikt ideetje doodgevallen. Neem het Algemeen Handelsblad van 5 januari 1963. Op de voorpagina van het supplement zien we een twaalftal vreemdsoortige auto's, resp. van het merk Waterman, Vissen, Ram, Stier, Tweelingen enzovoort tot en met de Boogschutter en de Steenbok. ‘Welke auto past bij u?’, is de vraag. Wat lezen we bij de Schorpioen? De Schorpioen, zegt het Algemeen Handelsblad, kan het best volstaan met een zogenaamde Zwemwagen, behangen met waterplanten, lissen, wieren enzovoort. De Marie Claire van juni 1962 schotelt ons ook een twaalftal vreemdsoortige auto's voor onder de titel: ‘Choisissez la voiture de votre signe.’ Bij de zogenaamde Scorpion lezen we: ‘Sa voiture idéale: Auto-amphibie camouflée en forêt aquatique.’ De ideale auto voor de stier is een kruising tussen een bulldozer en een vrachtauto. De voiture idéale daarentegen voor de taureau blijkt ‘un tracteur type bulldozer’. De tweelingen moeten een ‘klein, handzaam voertuig’ hebben, les jumeaux een ‘petite, maniable’ wagentje. Volgens het Handelsblad heeft de kreeft behoefte aan een auto die van voren op een turbine-auto lijkt en van achter op een ouderwets koetsje. Marie Claire raadt echter aan: ‘Une voiture commençant en bolide de course et se terminant en torpédo 1900.’ Wat de boogschutter betreft, beveelt de Marie Claire ‘un autocar, avec, pour le conducteur, une place surélevée’ aan, en het Algemeen Handelsblad ‘een ruime autobus met verheven stuurstoel (voor zichzelf)’. Idem dito met een sterretje voor de rest. De bijschriften
zijn in het Algemeen Handelsblad wat uitvoeriger. Ook de tekeningen zijn doorwerkter, getuige het feit dat de Franse boogschutter-autobus twee paar achterwielen heeft, en de Handelsbladige drie. Ueberhaupt maakt het Algemeen Handelsblad een gründlicher indruk, en dat is ook geen wonder. Bekijkt men de tekeningen goed, dan ziet men namelijk her en der Duitse woordjes op de automobielen staan, zodat de veronderstelling gewettigd is dat het Algemeen Handelsblad een Duitse versie heeft overgenomen van een Frans idee. Plagiaat in de hoeveelste graad inmiddels?