nieuwe fractie zal lang niet de kwaliteit bezitten van de oude - de andere partijen zullen lering uit hun fouten trekken. Bescheidenheid of althans een zekere relativering van de eigen volmaaktheid zou de grondslag van de socialistische tactiek moeten zijn. De redevoering van Suurhoff, die saai werd voorgelezen, heeft weinig indruk gemaakt.
Ik kan mij niet voorstellen, dat de academische specialisten van de P.v.d.A. geestdriftig zijn geweest over dit gezwets, terwijl de afgevaardigden (in het algemeen niet zo jeugdig meer) moeite hadden om hun geeuwen te camoufleren.
Vondeling, evenals Suurhoff oud-minister, heeft meer succes gehad in de politiek. Door zijn grotere kennis, bezonkenheid en tact is hij ongeschonden gebleven in de oppositie. Als nieuwe fractievoorzitter met een klein jaar ervaring zal hij de meest geschikte man zijn om de P.v.d.A. weer in de regering te brengen; dat is ook de wens van de meerderheid van de partij. Vondeling zelf sprak in zijn congresrede weliswaar over de mogelijkheid, dat de P.v.d.A. opnieuw in de oppositie zou komen, maar daar geloof ik niet in. Nog eens vier jaar ploeteren en gefrustreerd worden door een volslagen kritiekloze Kamermeerderheid, zou dodelijk kunnen zijn voor de socialisten. Zij zijn geen rebellen meer zoals vroeger, zij voelen zich bestuurders, zij willen de overheid zijn.
Vondeling sprak over een kabinet met bestuurskracht; een kabinet, dat op een voldoende brede en degelijke meerderheid in de Kamer kan rekenen voor de uitvoering van de hoofdzaken van zijn duidelijk vooruitstrevende programma, met de uitvoering waarvan ernst en spoed wordt gemaakt; een kabinet, dat ervoor zorgt dat de parlementaire controle effectief kan worden uitgeoefend en dat zich krachtig inspant voor versterking van de bovennationale Europese politieke lichamen en van de macht van de de Europese parlementen in het bijzonder; een kabinet dat zich met spoed zal zetten aan de ontwikkeling van een langetermijn-politiek die de ogen van ons volk hoopvol op de toekomst doet richten; kortom, ‘een regering waar pit en lijn in zit en die ons volk het vertrouwen geeft dat door haar alles wordt gedaan wat nodig is om de wereld voor onze kinderen beter te maken dan zij nu is’.
Dat klinkt formidabel op een partijcongres, vooral wanneer het wordt gevolgd door ‘Voorwaarts dus en niet vergeten De Solidariteit’, maar het is een utopie. Zoiets zou de Partij van de Arbeid in haar eentje nooit kunnen bereiken, laat staan dus samen met de moeizame K.V.P. (die waarschijnlijk toch als sterkste uit de verkiezingen komt), en C.H.U. en/of A.R.P., die door de K.V.P. niet in de steeek zullen worden gelaten. Denkt de heer Vondeling werkelijk, dat alleen door het elimineren van de V.V.D. de schone weg naar de toekomst open ligt? Of denkt hij, dat het electoraat in mei zo tabak heeft van het kabinet-De Quay, dat het de Partij van de Arbeid een grandioze overwinning zal bezorgen op de K.V.P.? Wat bedoelt hij met ‘pit en lijn’, deze vreemde beeldspraak? Een equipe van geniale ministers, die in samenwerking met een geniaal parlement onze maatschappij voor de ondergang zal redden? Mooi, heel mooi, maar ook hier een volslagen gebrek aan relativering.
De gedetailleerde kritiek van Vondeling op het kabinet-De Quay was heel wat zakelijker dan het emotionele gepraat van Suurhoff. Zijn opsomming van de geweldige achterstand op het gebied van de wetgeving, die nooit weg te werken is vòòr de verkiezingen, was een duidelijk staal van de vreemde werkwijze van dit kabinet (hoewel men ook zou moeten weten, welk aandeel de Kamer in deze vertraging heeft gehad). Zijn kritiek op de waanzinnige stijging van de grondprijzen, inderdaad een stuk wanbeleid van deze regering, was concreet en een actieve consumentenpolitiek is een zakelijk punt, dat de kiezers aanspreekt. Het gekift met Zijlstra over de ‘belastingverlaging’ blijft actueel, omdat de minister er intussen in de Eerste Kamer ook weer op gereageerd heeft. Vondeling zei, dat de P.v.d.A. belastingverlaging geen ‘vies woord’ vindt. Een ‘net woord’ vindt zij het krachtens haar beginselen ook niet. De viesheid of netheid van een verlaging van inkomsten- en loonbelasting is van geen betekenis. Het gaat er alleen maar om, of zo een belastingverlaging mogelijk is.
Dat Zijlstra duidelijk en herhaaldelijk zegt: ‘een structurele belastingverlaging is in de toekomst mogelijk, als mijn opvolger hetzelfde beleid voert als ik’, is politiek heel gezond. Een opvolger hoeft het niet te doen, slechts de Kamer zal hem ertoe kunnen dwingen en dan nog zal men de electorale vraag naar overheidsuitgaven moeten bedwingen. Het zou een voorbeeldige volksvertegenwoordiging zijn, die dat evenwicht kon opbrengen. In Onderwijs en Defensie (Visser heeft dat al aangekondigd) zal steeds meer geld moeten worden gestoken, dat staat vast. Op andere gebieden zullen de partijen een keus moeten maken, waarvoor zij de verantwoordelijkheid zullen dragen.