in de laatste fase van de mislukte Brusselse onderhandelingen het debat in het eigen land louter draaide om deze politieke factoren, - zelfs academische economen begonnen het primaat van de politieke drijfveren te erkennen.
Wij allemaal zagen het niet in de eerste plaats als een economisch spel - hoewel het dat in feite was - maar als een politiek spel. Zouden de latente autocratische krachten in Frankrijk en Duitsland te sterk blijken voor Engeland, of zou Engelands toetreding de overheersende invloed van een land of van een man kunnen tegengaan, en kunnen garanderen dat collectieve beslissingen op politieke, parlementaire wijze tot stand zouden komen, en niet door onderhandelingen tussen twee eigengereide ‘men of destiny’? Misschien school er altijd al een vleugje Engelse arrogantie of bekrompen eigendunk in deze opvatting; maar we kwamen tot de ontdekking dat het ook de opvatting was van verontruste gematigden in zowel Frankrijk als Duitsland, vooral in Duitsland. En de moeilijkheid is dat het ook de opvatting van De Gaulle was.
Maar wat nu? De publieke opinie in Engeland heeft geen houvast meer. Men twijfelt er zelfs aan of de EFTA wel in stand zal blijven. Zullen de kleinere landen, zoals Denemarken misschien, in de verleiding komen hun impopulaire grote broer in de steek te laten? Maar ‘in de steek laten’ is een veroordelende term. Elk land heeft volkomen het recht om, economisch gesproken, te doen wat voor zichzelf het beste is. Maar politiek gesproken? Dan is de situatie niet zo eenvoudig, maar wel duidelijker.
Twee feiten dringen zich op: één groot, één klein. Het eerste is dat de in december in Nassau gesloten defensie-overeenkomst tussen president Kennedy en premier Macmillan in Engeland bijzonder slecht ontvangen werd, vooral in de Conservatieve partij. In officiële kringen deed zich een uitbarsting van anti-Amerikanisme voor die men, in deze dagen, eerder in Parijs zou verwachten dan in Londen. We ontdekten dat de Amerikanen niet langer bereid waren om - laten we het ronduit zeggen - te betalen voor een onafhankelijk Brits kernwapen, de ongelukkige Skybolt; en dat we, in ruil daarvoor, gedeeltelijke zeggenschap kregen over een minder belangrijk wapen, dat we gedreven werden in de richting van een door Amerika beheerst plan voor de verdediging van Europa (zo is het eigenlijk altijd al geweest, maar met meer hypocrisie en valse schijn). In Engeland begreep men dat óf Engeland door de Verenigde Staten was beledigd, óf dat de tijd was gekomen om te erkennen dat Engelands macht nooit meer een onafhankelijke rol zou kunnen spelen.
Maar in de ogen van De Gaulle leidden dezelfde feiten tot een heel andere conclusie. Van Parijs uit had het er de schijn van dat Engeland en de Verenigde Staten nu één lijn trokken en dat Engeland, als het bij Europa zou komen, te sterk zou worden en, zoals de Fransen zeiden, zou gaan fungeren als het Trojaanse paard van de Amerikaanse invloed; en Engelands afhankelijke atoombewapening zou als argument gaan dienen om Frankrijk nucleaire onafhankelijkheid te ontzeggen.
Dit belangrijkste van de twee feiten duidt dus in de richting van de Verenigde Staten, waarvan, het kan niet worden ontkend, de regering de laatste weken opmerkelijk veel tact aan de dag heeft gelegd, iedere verdenking vermijdend als zou zij pogen aan Europa een regeling op te leggen. Het conflict dat er voor De Gaulle op aankomt gaat kennelijk niet met Engeland uitgevochten worden, noch met de verslagen, vertoornde en zelfs geschrokken partners in de gemeenschappelijke markt, maar met de Verenigde Staten.
Het tweede, kleine feit dat duidelijk is, is dat de grote Noerejew niet in de Parijse Opéra mag dansen. Noerejew ‘verkoos de vrijheid’ toen het Kirow Theater uit Leningrad in 1961 Parijs bezocht. Hij heeft sindsdien voornamelijk in Londen gewoond en belangrijke rollen gedanst in Covent Garden. Deze maand zou hij in Parijs in ‘Giselle’ optreden. Tussen de door de staat geleide Opéra en Russische theaters heeft al eens een uitwisseling van artiesten plaats gehad en er zijn plannen om daarmee door te gaan. Op 28 januari zei de directeur van de Opéra dat hij, ‘na zowel de danser als de Russische ambassade te hebben gepolst, besloten had geen moeilijkheden tussen de Opéra en de Russische theaters te riskeren’.
Denk eens rustig over dit incidentje na. Hoe langer men denkt, hoe fantastischer het wordt. Het lijkt nauwelijks aan twijfel onderhevig dat De Gaulle zijn zinnen heeft gezet op het sluiten van een akkoord met de Sowjetunie, uit naam van ‘Europa’, dat er bewust op is gericht de Verenigde Staten buiten te sluiten. De Russen moeten op elke mogelijke manier vriendelijk gestemd worden, zodat hun vrees voor China, en Europa's vrees voor de Verenigde Staten (in de visie van De Gaulle), het Europa en Rusland (of Rusland als deel van Europa, zoals De Gaulle vindt) mogelijk zullen