Goed, maar ondertussen kan de schrijver door schrijven niet in zijn onderhoud voorzien. Nee. Maar is dat nu zo verschrikkelijk nodig? Twintig eeuwen lang is het schrijven een liefhebberij geweest van hen die het zich konden veroorloven of er zich allerlei ontberingen voor getroostten. Er zijn in die tijd heel aardige dingen verschenen, betere zelfs dan Cals ooit gesubsidieerd heeft. In onze tijd hebben zij, die schrijven willen maar om den brode een ander beroep moeten uitoefenen meestal twee volle dagen per week vrij om aan de literatuur te wijden. Is dat niet genoeg voor een vrij aanzienlijke produktie? Waarom moet het eigenlijk zo veel zijn? Meent men in ernst dat bij een verdubbeling van de produktie van Theun de Vries of Anthonie Donker de Nederlandse cultuur grotelijk gebaat zou zijn? Hiermee wil ik al weer niets kwaads zeggen van genoemde schrijvers. De lezer mag hun namen vervangen door de beste die hij bedenken kan: dan nog handhaaf ik mijn vraag.
Maar zelfs als we aannemen dat het de literatuur ten goede zou komen als de Nederlandse schrijvers al hun tijd aan de literatuur besteedden, zelfs dan zie ik niet in hoe men dat met subsidies zou kunnen bereiken. Wie moet trouwens uitmaken wie belangrijk genoeg is voor subsidie? Men kan dat geld niet aan iedere voorbijganger gaan uitreiken. Er is dus een commissie nodig, bestaande uit Victor E. van Vriesland, Hella S. Haasse, Fred Kossmann en enige anderen. Er zullen zelfs vele commissies nodig zijn, want als je het mij vraagt: hoe minder talent schrijvers hebben, hoe minder serieus zij het schrijven opvatten, des te luidruchtiger zullen zij zich om de trog verdringen. Hier nu rijst al dadelijk een probleem: de leden van die commissies moeten zoveel tijd besteden aan het uitdelen van subsidie dat zij aan literair werk niet meer toekomen.
Maar er zijn nog meer moeilijkheden. Gesteld die commissie komt bij Gerard Kornelis van het Reve, een bekend auteur. Gerardje vertelt aan Victor E.a., dat hij met het vervaardigen van literatuur 2000 gulden 's jaars verdient en met schnabbels 5000. Goed, zegt de commissie, wij geven jou namens Cals 5000 per jaar, zodat jij niet meer hoeft te schnabbelen. Gerardje neemt dat geld aan - ik heb hem niet kunnen vragen of hij dat zou doen en wat hij verdient, want hij is buitenslands - maar na een jaar wil hij een televisietoestel kopen. Om daar het geld voor bijeen te krijgen - die 7000 zijn niet toereikend - gaat hij schnabbels doen: hij laat zich met Gomperts voor de t.v. zien, verslaat voor de radio een kermis of iets dergelijks. Wat moet de overheid nu doen? Die 5000 subsidie hebben hun nut verloren, want Gerardje schnabbelt toch. Hij wijdt zijn tijd niet meer uitsluitend aan de Kunst. Maar daar was alles om begonnen!
Ander voorbeeld. De commissie komt bij Garmt Stuiveling. Hoeveel tijd kun jij aan scheppend werk wijden, vraagt de commissie. Ongeveer vijftig dagen per jaar, antwoordt Garmt. Dat is te weinig, zegt de commissie. Het is het streven van de overheid om deze noodtoestand op te heffen. Wij willen dat jij al jouw tijd aan de Kunst geeft. Wat verdien je aan de literatuur, en wat verdien je daarnaast. Eerlijk zeggen. Mijn dichtbundels, zegt Garmt dan, leveren mij fl. 7,50 per jaar op, en mijn leerstoel 25.000. Bruto.
- Tja kijk eens, zegt dan Fred Kossmann. Jij hebt, merken wij, geen krimp. Jou geven we niks, dat begrijp je zeker wel. Daar kunnen we niet aan beginnen. Kom, we stappen eens op. We moeten naar C.J. Kelk, om hem van zijn slavernij bij de Groene te verlossen. Als hij geen dertig boeken per week meer hoeft te recenseren zal hij ons met de roman verblijden waar Nederland al decennia op wacht en waar hij nu bij God geen tijd voor heeft. Kom Hella, kom Vic.
- Wacht even! roept Garmt dan - m.i. volkomen terecht - uit: hoe heb ik het nu? Vinden jullie mij niet belangrijk genoeg? Er staat over mij een volle pagina in De Vooys.
- Natuurlijk, maar je verdient zo veel...
- Wat zou dat? Waarom moet iemand die een goed betaalde betrekking heeft die hem weinig tijd laat voor scheppend werk aan die betrekking vast blijven zitten, terwijl Kelk door jullie wordt vrijgesteld voor de Kunst? Ben ik minder dan Kelk?
Hier zal de commissie Garmt gelijk moeten geven. Zij kent hem een jaargeld van 25 mille toe en Garmt neemt zijn ontslag bij de universiteit. De commissie kent hem trouwens nog een extra bedrag toe, zodat hij ook niet meer voor de radio te horen is. Een cultuurdaad van de eerste orde. Garmt gaat zitten scheppen dat het een aard heeft. Maar hij heeft altijd al zin in een zeewaardig jachtje gehad. Met het geld van Cals kan hij dat niet kopen. Wat doet Garmt nu? Hij gaat stukjes schrijven en voor de radio spreken. Dat kost veel tijd. We zijn weer even ver. Het geld van Cals is voor niets geweest. Deze problematiek zou eens bekeken moeten worden. Moet er een wet komen die alle gesteunden het schnabbelen verbiedt? En wie moet dat nagaan? Wie sprak daar van een commissie, bestaande uit Victor Etc.? Dat lijkt mij de beste oplossing.