Hinderpaal op de weg naar Suriname's onafhankelijkheid
Ro. Eihcra
In elke Surinamer leeft het verlangen dat zijn land onafhankelijk zal worden. Hierover bestaat tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname en in Nederland geen verschil van mening. Over de antwoorden op de kernvragen: hoe, en wanneer het land onafhankelijk moet worden, bestaan heftige tegenstellingen, die vaak uitlopen op raciale konflikten. Bij het zoeken naar een antwoord op deze vragen ziet elke Surinamer zich geplaatst voor een van de ingewikkeldste problemen van zijn land: de raciale verhoudingen.
Het was voor mij geen verrassing - hoewel ik het betreur - te vernemen dat de raciale tegenstellingen in het land de laatste tijd zijn verscherpt. De politici van het land spraken vroeger niet graag over dergelijke tegenstellingen (struisvogelpolitiek) terwijl elke Surinamer - en mensen die een tijd in het land zijn geweest - weten dat deze kontroversen bestaan. (Gelukkig niet in de vorm van Zuid-Afrika en de Verenigde Staten). Deze tegenstellingen worden momenteel uitgevochten tussen de twee grootste bevolkingsgroepen - de Hindoestanen en Creolen. Zoals meestal bij dergelijke kontroversen, voelt de ene groep zich ekonomisch bedreigd. Maar in Suriname is het helaas ook nog een klasse- en een kulturele strijd.
De twee bevolkingsgroepen zijn weer onderverdeeld in wat men zou kunnen noemen: gematigde progressieven en radikaal progressieven. De radikaal progressieven onder de Creolen propageren een absolute onafhankelijkheid op 1 juli 1963, terwijl de gematigden onder hen op langere termijn een Dominionstatus wensen. De Hindoestaanse radikalen willen in dit stadium helemaal niet over onafhankelijkheid spreken en klampen zich vast aan de oude Hindoestaanse levenswijze. Zij weigeren zich aan te passen aan de nieuwe kultuurpatronen. De gematigden onder deze groep nemen een welwillender houding aan, hoewel ook zij tegen onafhankelijkheid zijn op korte termijn. Deze groep gelooft in de ‘fictie’ eenheid in verscheidenheid, met het accent op de verscheidenheid. De schrijver van dit artikel is een Creool; hij is voor een staatkundige onafhankelijkheid op korte termijn (1965?).
Hij is van mening dat de oplossing van het probleem van de raciale tegenstellingen prioriteit verdient boven de onafhankelijkheid. Over de vraag wat de nationalisten, die onafhankelijkheid in 1963 voorstaan willen, bestaat verwarring. Wat zij zullen bereiken, indien hun wens in vervulling gaat, is de chaos.
De huidige regering en alle produktieve krachten van het land, zouden er goed aan doen de koppen bij elkaar te steken en een ‘mass-education’ plan samen te stellen, inplaats van moord en brand te schreeuwen over communisten die er in Suriname zouden zijn. Het plan zou een oplossing moeten bewerkstelligen tegen de raciale kontroversen. Men zou bijvoorbeeld bij elke bevolkingsgroep leiders moeten aanstellen die hun rasgenoten duidelijk moeten maken, dat er alleen een onafhankelijk Suriname kan bestaan, indien wij Surinamers ‘met elkaar’ inplaats van ‘naast elkaar’ leven. Voor zover ik weet hebben twee leiders van de grootste bevolkingsgroepen, de heren J. Pengel (Creool) en J. Lachmon (Hindoestaan) in het verleden getracht de twee groepen nader tot elkaar te brengen.
Het verwondert mij te merken dat er nog altijd Surinamers zijn - vooral onder de akademici in Nederland - die doen alsof er geen kontroverse bestaat tussen de Creolen en de Hindoestanen. Maar wat aan de andere kant nog erger is: er zijn politieke en kulturele groepen in Suriname, die deze tegenstellingen als inzet gebruiken voor hun politieke strijd. De schrijver van dit artikel is ervan overutigd dat politieke exploitatie van de gevoeligheden aan weerszijden, Suriname onbewoonbaar zal maken. Hij hoopt dat het gezond verstand het zal winnen van de emoties.
Wie denkt - zoals de demagogen van het land - dat het probleem waarvoor het land zich momenteel ziet geplaatst is op te lossen door een uitspraak, zwart of wit, pro of contra zal bedrogen uitkomen.