| |
| |
| |
Hollands weekblad tijdschrift voor literatuur en politiek vierde jaargang · nummer 185 · 19 december 1962
Het conspirationele complex
‘Dwight Eisenhower is a dedicated, conscious agent of the Communist conspiracy.. The chances are very strong that Milton Eisenhower is actually Dwight Eisenhower's superior and boss within the Communist party.’ Aldus Robert Welch, oprichter en leider van de John Birch Society, in zijn brochure The Politician. Tot de communisten die het in Amerika ver gebracht hebben rekent de heer Welch ook Franklin Roosevelt, Harry Truman, George Marshall, John Foster Dulles, Allen Dulles (destijds chef van de Central Intelligence Agency) en Earl Warren (voorzitter van de Supreme Court).
Welch lijdt dus overduidelijk aan vervolgingswaanzin. Op zichzelf is dat niet bijzonder. Wel bijzonder is het, dat zulke uitspraken iemand in Amerika niet bij iedereen discrediteren. In april 1961, toen de Amerikaanse pers een maximale bekendheid gaf aan de hierboven geciteerde ideeën van de heer Welch, heeft het Gallup-instituut een enquête gehouden op grond waarvan men heeft berekend, dat in die tijd desalniettemin drie miljoen Amerikanen de John Birch Society beschouwden als een prijzenswaardige, vaderlandslievende organisatie. Bij een andere enquête, die in februari 1962 onder studenten van een Californische universiteit plaats vond, antwoordden 67 ondervraagden ‘Yes’ en 484 ‘No’ op de vraag ‘If given the opportunity would you become a member of the John Birch Society?’ Dit ontstellende bericht las ik in een krant onder de kop ‘Students reject Birchers’, want de Amerikaanse kranten brengen graag goed nieuws.
De John Birch Society is slechts één van de ultra-rechtse bewegingen in het Amerika van vandaag, al is ze waarschijnlijk wel de meest extreme. Naast haar werken organisaties met zulke fraaie namen als de Minutemen (naar de gelijknamige volksmilitie uit de Vrijheidsoorlog), We the People!, de Christian Crusade (van dominee Billy James Hargis), de Christian Nationalist Crusade (van Gerald L.K. Smith) en de Christian Anti-Communist Crusade (van de Australiër
| |
| |
Dr. Fred Schwarz) of met misleidendofficieel klinkende namen als de American Security Council, het Institute for American Strategy en het National Education Program. Wie zou denken, dat die organisaties wel een groot deel van hun kracht moeten verspillen aan onderlinge rivaliteit, komt bedrogen uit: voorlopig vallen ze meer op door wederkerige steun, en veel aanhangers zitten in verschillende van deze organisaties tegelijk. Iemand heeft opgemerkt, dat er in dit opzicht een parallel is met het Duitsland van het begin der twintiger jaren, waarin ook allerhande ultra-rechtse groeperingen naast elkaar opereerden zonder veel onderling conflict. Het kan zijn, maar men hoede zich er voor, de parallel door te trekken. Het hedendaagse Amerika valt in bijna geen enkel opzicht te vergelijken met de Republiek van Weimar. Nuttiger is het, de huidige golf van rechts-extremisme te vergelijken met wat zich vroeger in Amerika heeft afgespeeld.
Verschijnselen als de agitatie van Robert Welch c.s. zijn namelijk in de Amerikaanse geschiedenis volstrekt niet nieuw. Aan de ene kant verwierf Amerika zich al vóór de revolutie bekendheid als een land van vrijheid en verdraagzaamheid, aan de andere kant waren golven van intolerantie en paranoia er ook toen niet onbekend. Na 1776 is dat in beide opzichten niet wezenlijk veranderd. The Crucible van Arthur Miller is niet alleen een aanval op het McCarthyisme, maar is ook een historisch verantwoord stuk. De eerste ‘third party’ in de Verenigde Staten ontstond omstreeks 1830 uit een heksenjacht tegen de vrijmetselarij (en viel weer spoedig uiteen). Uitbarstingen van anti-catholicisme zijn gedurende de negentiende eeuw telkens voorgekomen. Anti-semitisme was één van de grondslagen van de belangrijkste ‘third party’ uit die eeuw, nl. de People's Party, waarvan het partijprogramma opende met de woorden ‘A vast conspiracy against mankind has been organized on two continents, and it is rapidly taking possession of the world.’ Deze fraaie volzin werd geschreven in 1892, niet 1962!
Het einde van de Eerste Wereldoorlog bracht niet alleen Prohibition (op zichzelf een unieke uiting van onverdraagzaamheid), maar ook een aanval van xenofobie en een drijfjacht op de socialisten, die bekend staat als de Red Scare. Het was in die tijd, dat de volksvertegenwoordiging van de staat New York een wet aannam, die het recht tot het geven van onderwijs (‘courses of instruction in any subject’) ontzegde aan ieder die zich voorstander toonde van ‘a form of government other then the government of the United States or of this state’. Dezelfde volksvertegenwoordiging weigerde, met 140 tegen 6 stemmen, de geloofsbrieven goed te keuren van vijf wettig gekozen leden van de Socialist Party, met de motivering dat socialisten per definitie geen loyale burgers kunnen zijn.
In 1915 werd de Ku Klux Klan opnieuw opgericht en na 1920 beleefde de nieuwe Klan een fantastische aanwas. Deze beweging is van bijzonder belang, omdat zij uitstekend georganiseerd was èn omdat zij daadwerkelijke geweldpleging bedreef. Op haar hoogtepunt in 1925 telde de Klan meer dan vier miljoen leden, waaronder vele in het Midden-Westen en in Californië. Terwijl de eerste Ku Klux Klan, ontstaan na de Burgeroorlog, zich uitsluitend had gekeerd tegen negers en allen die de negers wilden helpen, zocht de tweede Klan haar slachtoffers grotendeels onder joden, katholieken, pacifisten, socialisten, aanhangers van de evolutieleer en tegenstanders van de drooglegging. Zij verspreidde een blaadje, The Menace, dat iets weg had van Der Sturmer. De sfeer van deze beweging laat zich illustreren met enige regels uit een interview dat is afgedrukt in Middletown van de socioloog Robert Lynd. ‘The Pope is trying to get control of this country... and now all the Protestants are getting together in the new Klan to overcome the Catholic menace. I just want to show you here in this copy of the Menace - look at this picture of this poor girl - look at her hands! See, all those fingers gone - just stumps left! She was in a Convent where it was considered sinful to wear jewelry, and the Sisters, when they found her wearing some rings, just burned them off her fingers!’ Zo werd één van Lynds medewerksters anno 1924 toegesproken door een fris uitziende huismoeder, vrouw van een goed verdienende geschoolde arbeider.
In de dertiger jaren kreeg het Amerikaanse publiek weer nieuwe merken haat-politiek aangeboden. Het bekendst is gebleven de hypernationalistische anticommunistische propaganda van de radio-priester Father
| |
| |
Coughlin. Terwijl de Klan uitsluitend protestants was geweest, verzamelde Coughlin een gemengde aanhang met een hoog percentage katholieken. Misschien voelden deze een extra behoefte om hun nationale betrouwbaarheid te bewijzen na de aanvallen van de Klan en na de anti-katholieke agitatie waarmee de verkiezingsstrijd tussen Herbert Hoover en Al Smith gepaard was gegaan. Coughlin vormde een semi-fascistische organisatie, het Christian Front, en lanceerde een eigen partij voor de presidentsverkiezingen van 1936. Zijn candidaat, Lemke, behaalde 900.000 stemmen. Antisemitisme werd op de duur het overheersende element in Coughlins propaganda, maar na 1939 verloor hij zijn massaaanhang, toen hij zich volledig aan de kant van Hitler en Mussolini stelde.
Het hoeft geen verbazing te wekken, dat Amerika na de tweede wereldoorlog wederom het toneel kon worden van paranoïde bewegingen. De overwinning had niet de veiligheid gebracht, die het Amerikaanse volk ervan verwacht had. In plaats daarvan zag het zich geconfronteerd met een wereldmacht die niet alleen geïnspireerd werd door nationalistisch imperialisme, zoals Duitsland en Japan, maar die uit was op de vernietiging van het stelsel zelf van de Amerikaanse maatschappij. Na enkele jaren van toenemende spanning kwam een nieuwe schok: het ‘verlies’ van China, waarvoor veel Amerikanen - diep overtuigd van de almacht van hun land - slechts één verklaring konden zien, t.w. verraad in Washington. Maar pas de Koreaanse oorlog schiep in het hele land het klimaat, waarin het McCarthyisme kon gedijen. Een interessant verschil tussen de agitatie van McCarthy en veel van de vroegere heksenjachten was, dat McCarthy niet ophitste tegen lieden van een bepaald ras of geloof. Trouwens, McCarthy was katholiek en zijn rechterhand, Roy Cohn, was jood, zodat er onder zijn bewonderaars weinig plaats was voor anti-catholicisme of anti-semitisme. De typische doelwitten van McCarthy's aanvallen stamden uit deftige families van de oostkust.
Zoals blijkt, hebben de van tijd tot tijd in de Verenigde Staten optredende extremistische bewegingen niet allemaal in dezelfde richting geageerd. Ook hebben ze hun aanhang onder heel verschillende delen van de bevolking gevonden (sommige bewegingen waren exclusief protestants, andere hoofdzakelijk katholiek, sommige hadden hun meeste volgelingen op het platteland, sommige onder het stadsproletariaat, andere onder de welgestelden). Wat al deze bewegingen gemeen hebben gehad, is een
| |
Laatste nummer
Dit is het laatste nummer van het Hollands Weekblad. Drukkerij Trio - die het uiterlijk van het blad van het begin af uitstekend verzorgd heeft en dat ook bij het Hollands Maandblad zal blijven doen - neemt maandag a.s. tien dagen vakantie, waardoor het onmogelijk is een aflevering tussen Kerstmis en Nieuwjaar te laten verschijnen. Het eerste nummer van het maandblad zal op 15 januari uitkomen.
Een van de lezers, de heer Sybesma uit Heerenveen, schreef: ‘Als weekblad was het per se uniek. Het was een maandblad, dat wekelijks uitkwam, en die anomalie was juist zijn charme - die spanning, dat contrast, tussen “idioom” en dosering. Ik zal het missen, dat weekblad, iedere week min één per maand’. Zo ondervinden wij het zelf ook wel enigszins, en al heeft het weinig zin met meewarige gezichten elkaar - stichtingsbestuur, redactie, medewerkers, donateurs en lezers - te bedanken voor drie en een half jaar lees- en schrijfplezier, toch doen wij dat maar.
Het wordt nu een weekblad dat maandelijks verschijnt - ook dat heeft iets aardigs. Maar afgezien van deze niet onbelangrijke doserings- en frequentiekant ontleent het blad zijn bestaansrecht aan de opvattingen, de mentaliteiten, de combinatie van onderwerpen, de manier van schrijven en de tekeningen, die er de boventoon in voeren. Die zullen in het maandblad dezelfde blijven, en dat maakt onze animo om door te gaan op het ogenblik groter dan de treurnis over de afsluiting van een periode. Uit het kleine aantal opzeggingen en uit andere reacties is de afgelopen dagen gebleken, dat de abonnees er ook zo over denken.
Enige lezers hebben gevraagd of ook de abonnees, die zich geen speciale inspanningen getroosten, de losse afdrukken van de (tien grote) tekeningen van Peter Vos en Slachters Keesje toegestuurd kunnen krijgen. Dat is mogelijk, tegen een vergoeding van f 1,75. Wie daar prijs op stelt, kan het opgeven aan de administratie.
| |
| |
haat-complex dat gericht is tegen een bepaalde groep personen, meer dan tegen een bepaald stelsel. Om de achtergrond van deze on-ideologische bewegingen te begrijpen, moet men begrip hebben voor het ideologische karakter van het Amerikaanse nationale besef.
Het Amerikaanse nationalisme heeft geen raciale of ethnische basis, maar is bovenal een geloof in de voortreffelijkheid van het Amerikaanse politieke, economische en sociale stelsel. Deze bijzondere aard van het Amerikaanse nationalisme dankt zijn ontstaan in de eerste plaats aan de traditie van de Revolutie (die leidde tot een voortdurende verheerlijking van de democratische, egalitaire beginselen van de Verenigde Staten tegenover de monarchale, reactionaire structuren van Europa) en in de tweede plaats aan het immigranten-karakter van de Amerikaanse maatschappij (d.w.z. aan het feit, dat men Amerikaan kon worden zonder als Amerikaan te zijn geboren). Bovendien waren de leiders van de Verenigde Staten van het begin af bevreesd, dat regionale, ethnische, raciale, godsdienstige of economische tegenstellingen het land uiteen zouden doen vallen. Die vrees werd door de Burgeroorlog pijnlijk versterkt. Op het eind van de negentiende eeuw, toen de immigratie reusachtige vormen was gaan aannemen, is men begonnen de jeugd stelselmatig via de scholen te indoctrineren in het Amerikaanse geloof. Nog steeds wordt elke schooldag begonnen met eerbewijs aan de Amerikaanse vlag. S.M. Lipset heeft eens opgemerkt: ‘More than any other democratic country, the United States makes ideological conformity one of the conditions for good citizenship.’ Een consequentie van het feit, dat buitenlanders Amerikanen kunnen worden is de gedachte, dat Amerikanen ‘un-American’ kunnen worden. Daarom heeft men ook een Congrescommissie ‘on Un-American Activities’.
Vormden aan de ene kant de immigranten met hun sterk uiteenlopende achtergronden een bedreiging voor de eenheid van Amerik, aan de andere kant hebben bepaalde trekken in de immigrantenmentaliteit zelf bijgedragen tot versterking van het ideologische Amerikanisme. De immigrant wil immers in zijn tweede vaderland geaccepteerd worden, en aangezien hij iemand is die al één keer eigen land heeft verzaakt, kan de wil om zijn loyaliteit te bewijzen een obsessie voor hem worden. Bovendien heeft hij er ook tegenover zichzelf behoefte aan, te geloven in Amerika. Hij kan moeilijk de gedachte aanvaarden, dat het Amerikaanse systeem in de grond verkeerd zou zijn, want dan zou zijn beslissing om te emigreren een foutieve beslissing zijn geweest. Dus hoe ellendig hij er persoonlijk ook aan toe is, hij moet vasthouden aan de overtuiging, dat de Amerikaanse maatschappij in beginsel goed is. Daarom heeft het socialisme, dat het kapitalistische stelsel als fundamenteel fout veroordeelde, weinig aanhang kunnen verwerven onder de Amerikaanse arbeiders.
Het optreden van de eerder genoemde rechts-extremistische bewegingen hangt samen met deze sociale pressie op iedere Amerikaan tot geloof in de voortreffelijkheid van het Amerikaanse stelsel. In de meeste andere democratische landen kan de burger kiezen tussen politieke groepen die verschillende visies op de maatschappij vertegenwoordigen. In Amerika daarentegen wordt het politieke toneel beheerst door twee partijen die beide verkondigen dat het Amerikaanse maatschappelijke stelsel goed is en gehandhaafd moet blijven. Wie dit ‘Amerikaanse credo’ niet in twijfel trekt en desondanks toch vindt dat ‘there is something rotten in the state’, staat maar voor één verklaring open: de fout moet niet bij het stelsel liggen, maar bij personen. Waar dit toe leiden kan, ligt voor de hand. Men zoekt zondebokken. Men roept ‘verraad’. Men wil aan de ene kant slechts rechtschapen burgers zien, voorbestemd voor een natuurlijke harmonie, en aan de andere kant de handlangers van een satanische samenzwering. Dit wordt door kenners van de Amerikaanse geschiedenis ‘the conspiratorial complex’ genoemd, omdat het schrikbeeld van een samenzwering (van de vrijmetselarij, het jodendom, het Vaticaan, het Kremlin, of wat dan ook) als Leitmotiv in al deze bewegingen terugkeert. De grote Bryan, jarenlang leider van de Democratische Partij en eens minister van buitenlandse zaken onder president Wilson, sprak kort voor zijn dood in 1925 zelfs over ‘a gigantic conspiracy among atheists and agnostics against the Christian religion’.
Natuurlijk is het conspirationele complex geen uitsluitend Amerikaans verschijnsel. Het Europese anti-semitisme vertoonde verwante trekken (de Protocollen van de Wijzen van Zion!). In totalitaire landen, waar elke structurele maatschappijkritiek van bovenaf wordt onderdrukt, is de heksenjacht tegen ‘verraders’ en ‘saboteurs’ een permanente instelling. Ik heb in het bovenstaande slechts willen duidelijk maken, dat de paranoïde denkbeelden van Robert Welch c.s. in de Amerikaanse binnenlandse politiek het zoveelste hoofdstuk vormen van een lange traditie.
De reputatie van de Verenigde Staten als
| |
| |
bolwerk van vrijheid en democratie is welverdiend. Maar dat neemt niet weg, dat brede lagen van de Amerikaanse bevolking een verrassende onverdraagzaamheid aan de dag kunnen leggen, wanneer zij de ‘sacred values’ van Amerika bedreigd achten. Een jaar of tien geleden heeft het instituut van Gallup samen met het National Opinion Research Center hieraan een grote enquête gewijd. Daarbij bleek slechts 12% van de ondervraagden bereid te zijn, een verklaard tegenstander van kerk en godsdienst toe te laten tot het geven van onderwijs. Niet meer dan 37% was bereid, iemand toe te staan een redevoering te houden tegen de godsdienst. Boeken die de godsdienst aanvielen behoorden volgens 60% van de ondervraagden te worden verwijderd uit openbare bibliotheken. Slechts 52% was bereid, in openbare bibliotheken boeken te handhaven, waarin gepleit werd voor ‘government ownership of the railroads and the big industries’. Nog geen 60% wilde iemand toestaan, een redevoering te houden waarin daarvoor gepleit werd. Slechts één derde van de ondervraagden zou een voorstander van zulke ‘government ownership’ willen toelaten als docent aan een universiteit.
Een belangrijk verschil tussen de huidige golf van rechts-extremisme in Amerika en het McCarthyisme is, dat McCarthy bijna nooit sprak over binnenlandse sociale of economische kwesties, terwijl de hedendaagse demagogen het conspirationele complex verbinden met agitatie tegen de vakbeweging, de inkomstenbelasting, de emancipatie van de negers, ‘social security’, enz. Eén van hen zei heel openhartig: ‘How can we get people to vote against the welfare state if they don't understand Communism?’ Op internationaal-politiek gebied zijn deze heren tegen de Verenigde Naties, tegen economische hulpverlening (Welch verzekert dat ‘the very idea of American foreign aid was dreamed up by Stalin’), en soms ook tegen de NATO. Een ander kenmerk van deze bewegingen is hun voorliefde voor het organiseren van zogenaamde studieclubs en cursussen (bv. de Anti-Communism Schools van Fred Schwarz, waar dan in werkelijkheid te keer wordt gegaan tegen Kennedy's plan voor ‘medical care for the aged’, tegen het ‘federal housing program’, tegen de ‘Alliance for Progress’). Van al deze bewegingen is de John Birch Society misschien de belangrijkste, omday die perfect georganiseerd is,
en wel naar communistisch model. Ook voor de modus operandi zoekt men graag inspiratie bij de communisten. ‘The tactics are mean and dirty’, zegt Welch van zijn eigen organisatie, ‘but the Communists are meaner and dirtier.’ In deze imitatie van communistische organisatie en taktiek openbaart zich een psychologische ambivalentie die niet ongewoon is onder extremisten van rechts en van links: de haat is gekoppeld met heimelijke bewondering voor de vijand. Evenzo bootste de Ku Klux Klan, met zijn ingewikkelde hiërarchie van Cyclopses, Kleagles, Klaliffs, Klokards, Kluds, Kligrapps, Klabees en Klexters onder de éne Imperial Wizard, de organisatie en het ritueel na van zijn aartsvijand, de Katholieke Kerk.
Het is niet onmogelijk, dat de kracht van het rechts-extremisme in Amerika gedurende de eerstvolgende jaren zal toenemen. Alan Westin gaf in 1961 voor die prognose drie redenen: de Verenigde Staten zullen in het komende decennium een aantal grote teleurstellingen moeten verwerken op buitenlands-politiek gebied, de strijd van de negers voor gelijke rechten zal scherpere vormen aannemen en zich uitbreiden tot andere gebieden dan het zuiden, en het huidige extremisme (dat overwegend protestants is) kan versterking krijgen van een nieuwe golf van katholiek extremisme.
De ‘radical right’ kan een zekere belasting vormen voor het beleid van de Amerikaanse regering, zowel binnenlands als buitenlands. Maar er is weinig reden om te vrezen, dat deze beweging in staat zal zijn, werkelijk de lakens te gaan uitdelen. De geschiedenis leert, dat alle golven van Amerikaans extremisme weer zijn weggeebd voordat ze enig uitzicht hadden op verovering van de macht in de staat. De Klan telde vier miljoen leden in 1925; tien jaar later was daar bijna niets meer van over. In 1907 beschreef Jack London in zijn toekomstroman The Iron Heel de vestiging van een soort fascistisch regiem avantla-lettre over de Verenigde Staten. Het was stellig een profetisch boek. Maar van belang is, dat de voorspelling is uitgekomen in Italië, Duitsland en verschillende andere landen, doch niet in de Verenigde Staten. Amerika is zo groot en zo heterogeen, dat vrijwel iedere extremistische groep er voldoende leiders, volgelingen en financiers kan vinden om enige tijd indruk te maken. Maar diezelfde grootte en heterogeniteit zijn tot nu toe voor iedere groep een onoverkomelijke hinderpaal gebleken op de weg naar de macht.
J.H. Burgers
|
|