Het inktspoor van de fabeldichter
Alain Teister
Moraal: spreken is zilver, en haast fout, zwijgen is beter. Of zelfs goud. - Maar ik mag over de fabels van Leo Vroman niet zwijgen, omdat ik meteen ja hebt gezegd toen redacteur Poll vroeg er een stukje over te schrijven nu ze in boekvorm bij Querido zijn uitgekomen. Zo moet hij vroeger, stel ik me voor, aan Vroman hebben gevraagd een stukje te maken over Dik Hillenius' Tegen het vegetarisme, en Vroman heeft ja gezegd, en schreef, na verschillende aardige opmerkingen ‘... ik kan dat niet zo hoor, van die recensies schrijven. Meestal hoor je daar dan stukjes of versjes bij over te nemen, met scheve lettertjes als van een papiertje uit 's mans broekzak naar buiten gefutseld, schunnig eigenlijk ook nog misschien. En dan nog beschrijven wat voor vent hij dus eigenlijk is door hem hier en daar zijn inktspoor na te snuffelen tot binnen de pen toe voor het geval dat er nog wat komt, jakkes eerlijk gezegd, tenzij van het andere geslacht misschien, dat moet ik nog eens een keer proberen maar ook liever niet’.
Dat bemoedigde me niet; ontevreden zal Vroman nu mijn stukje lezen, stelde ik me voor, proestend als hij een cursief citaatje ziet, nijdig dat zijn inktspoor terug wordt gevolgd, en misschien wel de verkeerde kant op, waar het nooit is geweest, tenzij in de verbeelding van een weinigbegrijper. Ook het zinnetje ‘ik kan dat niet zo hoor, van die recensies schrijven,’ leek me wel wat op mij toepasbaar. Maar goed, wie ja gezegd heeft moet ook jbee zeggen.
Fabels zijn ‘verdichte verhalen’ uit het natuurleven, die kunnen worden toegepast op de mens. Dieren, planten en dingen treden er sprekend en handelend in op, en vooral de dieren zijn doorgaans eerder vaste typen dan persoonlijk geobserveerde individuen. Het moraliserend karakter is vaak vooraf bepalend voor de inhoud, die naar de slotconclusie wordt toegeschreven.
Vroman heeft zijn poëzie altijd op een erg vrije manier gemaakt: even makkelijk oude, overgeleverde vormen hanterend als ze verwerpend, woorden gebruikend in nieuwe betekenissen, nieuwe woorden makend: het lag dus voor de hand dat hij zich ook niet tevreden zou stellen met een orthodox gebruik van de fabelvorm. Zo werd het arsenaal van dieren, planten en dingen (die ook in zijn fabels hun rollen spelen) uitgebreid met de twee gedachten, met ‘een rond zacht bolletje’, met de pijn, met ‘mogelijkheden’, een virusdeeltje en een zenuwcel, en zelfs met mensen als hoofdpersonen: de liefderijke man, de piloot, het achtjarige meisje. In negentien van de twee-en-twintig fabels gebruikt hij de distichon, hoewel niet zonder varianten: na vele paren rijmende regels schrijft hij bijvoorbeeld:
‘Als hij mij om beurten dacht
wou 'k wel om de andere nacht
De eerste fabel die in het Hollands Weekblad verscheen (17 mei '61) was Rondheid gestraft, waarin het bolletje en de pyramide elkaar onherstelbaar vervormen. In het boek staat ‘De kikker en de koe’ als eerste opgenomen; ik weet niet of Vroman zelf de volgorde bepaald heeft, maar behalve dat het een van de allermooiste verzen is, handelt het over een motief dat in zijn werk vaak belangrijk is, en dat het sterkst tot uiting komt in de stukken waarin hij Nederlands en Engels afwisselend schrijft. In een uitstekend, zeer inlichtend en veel duidelijk makend essay van Adriaan van der Veen (Gastenboek van Singel 262, Querido, 1962) merkt hij o.a. op: ‘Beide talen worden als uitdrukkingsmiddel steeds vreemder, om niet te zeggen komisch, niet minder problematisch dan het gestamel van Vroman's jonge kinderen, die beide talen door elkaar