lezer weet over te brengen, maakt deze bundel tot een prachtig boek van een schrijver met een eigen, herkenbaar, geluid; dat een enkel verhaal mij minder dan de andere boeide, kan gelegen hebben aan het feit dat het invoeren van een ‘clou’ in de laatste regels daar zijn uitwerking miste. Wanneer deze ‘laatste mededelingen’ geen nieuw licht op 't voorgaande werpen, het tot dan bekende niet opnieuw en anders dramatiseren, blijken ze opeens overbodig en zelfs teleurstellend.
Wolkers roman
‘Kort amerikaans’ is een bevestiging zowel van de sterke maar ook van de zwakke kanten van zijn talent, dat in de verhalenbundel beslist groot toonde. In de eerste plaats moet zijn neiging tot vertellen het hier zonder behulp van de ‘cloutechniek’ stellen, die in een roman bijna alleen bruikbaar lijkt om - stukje voor stukje - iets aan de verhouding tussen de figuren te veranderen. Dit langzame ontwikkelen komt in Wolker's roman niet goed tot uiting, het vertellen neemt zijn toevlucht tot uiterlijkheden die niet de dramatische kracht hebben die de verhalen bezitten. De hoofdfiguur, een jongen in de puberteitsjaren, ontworstelt zich, geholpen door de oorlogsomstandigheden, aan de druk van het bekrompen milieu dat zich verzet tegen zijn wensen om schilder te worden; maar de weg tot anderen, speciaal tot een vrouw, blijkt hij in dezelfde omstandigheden niet te kunnen vinden. Ik geloof daarom dat de spanning van de haat een sleutel is op Wolkers' werk, omdat die gedeelten waarin het gezin ter sprake komt, het best geslaagd zijn; het gezin dat hem, die aan zijn slaap een walgelijk litteken heeft, met kort (amerikaans) geknipt haar liet rondlopen, het gezin dat hem verzorgt in zijn onderduikadres. Een van de mooiste hoofdstukken is dat, waarin hij het sterven van zijn broer meemaakt; alleen, maar zo voelbaar verbonden
met zijn ouders die hij in de verte ziet naderen; en de beschrijving van de begrafenis is een wrange mengeling van afkeer en verbondenheid.
Het begin van het boek, waarin een razzia hem overvalt, is een prachtige inzet: men voelt behalve de angst van de bezettingsjaren, ook het begin van de insluiting waarin de hoofdfiguur uiteindelijk zal ondergaan. Wolkers bereikt dit door het plotseling laten wegnemen (door de duitsers) van een vriend van de hoofdpersoon, achteloos en onverbiddelijk.
Er is echter sprake van een teveel aan dramatische gebeurtenissen, een teveel veroorzaakt door een te weinig aan uitwerking van het gegeven. Wolkers' vertelneiging zoekt en vindt dan teveel schokkende feiten, en dat verzwakt de compositie en de geloofwaardigheid. Het sterven van de broer van de hoofdfiguur had diens groeiende, nu definitief wordende eenzaamheid volledig kunnen weergeven, het invoeren van de grandguignolachtige schilder ‘de Spin’ die nog afstotelijker is dan Erik en die zich ophangt, versterkt niets. Dit gebrek aan psychologische uitwerking doet zich vooral aan het slot kennen: na het wegvallen van zijn broer, van de Spin en van het meisje Elly (dat ook niet uit de verf komt, op haar erotische prestaties na) wordt de hoofdfiguur waanzinnig. Hoe - dat komt de lezer niet te weten, dat staat tussen de laatste hoofdstukken in, die alleen uiterlijke verschijnselen beschrijven. In feite houdt het boek hier op, de lezer mist het kontakt omdat Wolkers het hier zelf ook mist. Zowel de erotische fixatie aan een gipsen torso als de waanzinnige dood tijdens de bevrijding overtuigen niet.
Maar voor het zover is, geeft Wolkers ook in zijn roman de lezer herhaaldelijk een schok; hier is iemand aan het woord, scherp, robuust en zonder behoefte te schaven aan zijn gevoelens, iemand die het schrijven volledig ernstig neemt en het drama aandurft.