U krijgt van mij geen kerstkaart
P.M. Reinders
De Australische interieurs zijn over het algemeen erg onpersoonlijk en verraden maar weinig over de geestelijke structuur van de bewoners. Het bankstel staat altijd keurig op zijn plaats, de afbeeldingen van gum trees aan de muur verschillen onderling niet veel, boeken waaruit men iets zou kunnen afleiden, ontbreken meestal. Alleen in de warme dagen voor Kerstmis treedt er in deze kamers een bedaard exhibitionisme aan de dag. Dan worden de schoorsteenmantels
Brief uit Australië
ritueel volgebouwd met kerstkaarten, zodat men bij het binnentreden met één oogopslag de populariteit van de bewoners en de smaak van hun vrienden kan aflezen. Een lege schoorsteenmantel in die dagen wijst onmiddellijk op een asociaal gezin.
Toen wij hier pas waren, kregen we er ook nog verscheidene. Eigenlijk niet genoeg voor een hele schoorsteenmantel, maar met het enthousiaste conformisme van de nieuwkomer zetten we ze er toch maar op. Het was een kleine kamer en met een beetje handig rangschikken leek het nog wel wat. De kennissen die ons in die tijd bezochten, hadden altijd een bemoedigend woord. We waren hier immers nog niet zo lang, zeiden ze, onze kring zou zich wel uitbreiden, over een paar jaar zouden ze er wel niet meer op kunnen, de rest moest dan maar op de piano, misschien zouden we ons zelfs een vleugel moeten aanschaffen. Dat klonk allemaal erg hartelijk, maar het is anders gelopen.
In de eerste plaats was er de moeilijkheid dat we van een deel van de ontvangen kaarten de handtekeningen niet konden lezen. Er waren in die tijd nogal wat mensen waarmee wij de vaagst mogelijke relaties onderhielden: mensen die ons blijkbaar ergens tegen het lijf gelopen waren, ons een lovely Dutch couple vonden, ons te eten vroegen, ons door duistere voorsteden naar hun huizen reden, zonder dat we het flauwste idee hadden wie ze waren, waar ze woonden of hoe ze aan ons gekomen waren. Sommige van hen waren zo beschaafd dat ze op vele meters afstand van ons langs de muren gingen zitten en alleen op een heel zachte fluistertoon tot ons spraken. In deze gevallen bleven we de hele avond naar het onderwerp van het gesprek gissen om tentenslotte onverrichterzake naar huis teruggebracht te worden. Een ander soort overlaadde ons met mateship, maar hun spraakzaamheid schroefde ons de keel dicht en ook deze contacten waren bestemd efemeer te blijven. Die mensen zijn nu allemaal weg, hun gezichten kan ik me niet meer herinneren, ze bestaan alleen nog in een paar mysterieuze gesprekflarden die in mijn onderbewuste zijn blijven hangen en die weer boven komen drijven als ik kruizemuntsaus ruik: the dago's are digging their toes in - amateur tennis is a racket - two chinks don't make one white - when you are stuck for water you must dig for frogs, it is amazing how much water you can squeeze out of a frog. Al was het contact eenzijdig, ze hadden ons adres en met Kerstmis stonden ze op de schoorsteen. Als het op het determineren van hun kaarten aankwam, waren we van het begin af kansloos. We konden ze niet ontcijferen of verwarden ons in de namen, zodat er van een goed geregelde reciprociteit geen sprake kon zijn. Dat dit een rechtstreekse negatieve invloed had op het aantal kaarten dat we het volgende jaar ontvingen, behoeft geen betoog.
We zijn waarschijnlijk ook van allerlei lijstjes geschrapt omdat we bij het beantwoorden van de wel ontcijferde kaarten vaak zo treuzelden dat onze kennis zijn kaart enige dagen na Kerstmis ontving. Dat is eigenlijk nog erger dan helemaal niets krijgen. Ook hebben we onze laksheid nog wel eens goed trachten te maken door het afvuren van een nieuwjaarskaart, maar daar-