Hollands Weekblad. Jaargang 4(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Drie gedichten A. Kuijten Hier een die het tijd vindt af te rekenen. Je kunt niet leven van nijd of er aan sterven; je wordt toch nooit gelukkiger dan je soms bent. Hij is niet strijdbaar die niet lijden wil, maar door een dichtader zou hij graag doodbloeden. Gene zijde Voorzichtig, maar onvoorstelbaar gretig moest dit benaderd worden. Behoedzaam en hongeriger kwam het tot mij. In al het bekende: het gezicht van een vrouw, de stem van een vriend, beiden besmet met de geur van haardstenen. Dat de dood zo afschrikwekkend is... Ik had jou er nooit op aangezien. Het zal nu wel regenen bij jullie, buigende bomen boven bewegelijk water. Het regent witte vlekken en vals licht op geliefkoosde foto's. (Niet hier, maar in ander regionen, moet toch een gevecht te leveren zijn.) Buiten de voetstap van een ouderwetse dichter die niet met de tram naar huis wil. Ik heb zolang gelopen, ik heb mezelf geen rust gegund. Laat nu de aarde zacht worden, de steen waarop mijn hoofd rust vloeiend. En dat het bonzen van mijn hart gelijk de deining is aan deze eindeloze kust, met in mijn oren geen ander geluid dan dat wat de zon maakt in de palmen. Nacht valt. Twee onder een dak. Slaap je, ja, ik slaap al. Vorige Volgende