absurde taal waarmee commerciële of politieke concurrenten elkaar soms overschreeuwen. Verleden zomer las ik in de krant, dat een New Yorkse politicus de verkiezingspropaganda van een andere New Yorkse politicus had gekenschetst als ‘H-bomb throwing and gas-warfare’. Mijn verbazing over dit overspannen woordgebruik nam toe, toen ik zag dat deze beide heren niet tot verschillende partijen, maar tot dezelfde partij behoorden. (Het ging om de Democratische candidatuur voor het burgemeesterschap van New York.)
Dat veel Amerikanen moeite hebben om de dingen in hun betrekkelijkheid te zien, hangt ook samen met hun gebrek aan humor. In het hele jaar heb ik er van niemand een mop gehoord. Het plaatselijke studentenblad kon nu en dan wel geestig uit de hoek komen, maar een Propria Cures was het bepaald niet. Toen ik ermee kennis maakte, op de eerste dag van het cursusjaar, begon ik met plezier het redactionele hoofdartikel te lezen dat gericht was tot de nieuwe studenten. Het was een fijn stuk in oude Godfried Bomans-stijl, met alle bekende cliché's er in verwerkt zoals ‘het voorrecht van universitaire vorming’ en de ‘studie metéén fiks aanpakken’ en ‘student zijn is meer dan studeren’. Pas langzamerhand drong het tot me door, dat deze brave praat helemaal niet als parodie bedoeld was.
De wrangste grap die ik gezien heb zijn de oude stuiverstukken. Toen in de vorige eeuw het merendeel van de Indianen werd uitgeroeid, was één van de gebruikte methoden het neerschieten van vrijwel alle bisons, omdat de Indianen in de prairies daarvan leefden. De oude stuivers, die nog steeds in omloop zijn, tonen aan hun ene kant een bison met de passende woorden ‘E Pluribus Unum’, aan hun andere kant de kop van een Indiaan met het bijschrift ‘Liberty’.
‘Not government by men, but government by laws.’ Zo luidde een van de leuzen uit de Vrijheidsoorlog, en nog steeds worden de Amerikaanse schoolkinderen geïndoctrineerd met diepe verering voor de wet. Die verering geldt natuurlijk in de eerste plaats de Grondwet. Het oorspronkelijke stuk uit 1787, tegenwoordig bewaard in een atoombomvrije schuilplaats, heeft voor de Amerikanen een betekenis vergelijkbaar met die van Lenins stoffelijk overschot voor de Russen. Fundamentele kritiek op de Grondwet vat men op als een aanslag op Amerika zelf. Alle politieke redenaars, ook die van de Communist Party en de John Birch Society, vinden het nodig een buiging te maken voor de beginselen van de Constitutie.
Maar ook de gewone wet heeft een gewichtige plaats in het Amerikaanse denken en in de Amerikaanse vocabulaire. Toen ik eens midden tussen twee stoplichten een straat overstak, sprak een dame me toe: ‘There is a law in this country that forbids you to cross the street that way’. Volgens de borden langs de grote wegen is het neergooien van afval ‘unlawful’, en iedereen houdt zich daaraan. Soms krijgt de wetseerbiediging het karakter van een vreemd formalisme, speciaal op het gebied van de ‘liquor laws’. In Washington, D.C., is het bijvoorbeeld verboden om in een openbare gelegenheid met een glas drank in de hand te staan. Wie daar bier zit te drinken en aan een andere tafel een vriend ontdekt, mag niet eens met zijn glas bier in de hand naar die tafel toelopen om bij zijn vriend te gaan zitten: nee, hij moet de waiter vragen hem dat glas achterna te dragen. Ook sommige verkeerswetten worden als heilige riten nageleefd. Zo zijn er wetten die alle bestuurders van autobussen verplichten, te stoppen en het portier open te doen voordat ze spoorrails oversteken. Dat gebeurt dan ook trouw, al rijdt de bus in een vlakte met mijlenver uitzicht naar alle kanten, of al kruist hij een verroest en met onkruid overgroeid lijntje dat al sinds jaren niet meer wordt gebruikt.
Tegenover de verering voor de wet staat het wantrouwen jegens de ‘governing men’. Typerend was bijvoorbeeld de vrijwel unanieme reactie van de pers op het geslaagde verzet van Kennedy tegen de verhoging van de staalprijzen. De kranten spraken slechts vluchtig over het inflatiegevaar, maar weidden breedvoerig uit over de verschrikkelijke gevaren van de gebleken concentratie van macht bij de President. Zij deden, alsof Kennedy's optreden een grote stap in de richting van het totalitarisme was geweest. Zelfs de Christian Science Monitor schreef in dezelfde geest.
De afwezigheid van diep ontzag voor hoogwaardigheidsbekleders is op zichzelf wel iets plezierigs. Nixon, nu candidaat voor het gouverneurschap van Californië, hield een verkiezngstoespraak op een voetbalveld bij ons in de buurt, en Kennedy kwam een keer spreken in het stadion van Berkeley. Beide bijeenkomsten hadden de atmosfeer van een gezellige familie-picnic. Kinderen speelden ongestoord in het gras op korte afstand van de spreker. Buiten het Berkeley'se stadion demonstreerden studenten met allerlei borden zoals ‘More Courage and Less Profile’ en ‘Is Alabama Part of the Free World?’
(Wordt vervolgd)