Hollands Weekblad. Jaargang 4
(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Het Broedel en de heer Van Walle
| |
[pagina 6]
| |
bewijs kon bekronen. Een bittere ervaring voor de scherpziende strategen, maar niet de enige in de militaire geschiedenis, en niet zonder parallellen in de geschiedenis in het algemeen. Wie nieuwe ideeën schept heeft niet altijd het temperament, en de kennis van wegen, om die ideeën tot uitvoering te krijgen. Kolonel Van Walle had in deze periode al een broedelig boekje op zijn naam - naast zijn militaire geschriften - waarin hij de eenzaamheid van de grote geest verheerlijkte. Niettemin heeft hij heel wat ondernomen om zijn denkbeelden naar voren te brengen; door de inertie van het leger wendde hij zich tot verschillende parlementaire politici, Reynaud met name, bepleitte zijn zaak met grote hardnekkigheid, en bereikte, maar veel te laat, zijn doel. Aan het hoofd van een tankeenheid smaakte hij de voldoening de duitse legers in 1940 een kortstondig oponthoud te bezorgen. Dan wordt hij, als vakman, nog net even opgenomen in het ministerie, wat hem de overstap mogelijk maakt naar de volgende fase. Dan heeft zich, temidden van de catastrofe, ook een beslissende wending in zijn denkwereld voltrokken: de vereenzelviging van Frankrijk met zijn persoon en zijn afkeer van de parlementaire politiek, die veel sterker was dan wat hij meenam van zijn ervaringen in het leger. Hij moet waarlijk een naïef geloof in het parlement hebben gehad. Een samenhangend politiek concept bezat hij niet, bestuurservaring evenmin; naïeviteit en een fabuleuze wilskracht waren zijn voornaamste activa, en zij zouden hem ver brengen. In Londen kon generaal Van Walle zijn gezag ontplooien omdat de britse oorlogsleider een overdreven verwachting had van de militaire waarde van ondergrondse verzetsgroepen. Van Churchill's beschermeling als verzetscommandant tot persoonlijk drager van de franse souvereiniteit; hij heeft die weg afgelegd ondanks de vijandigheid van de Verenigde Staten en van vrijwel het hele ambtelijke en militaire kader in Frankrijk en in zijn koloniën. Een belangrijke voorwaarde was dat hij er kans toe zag de gehele verzetsbeweging zijn gezag op te leggen. En verder werkten de omstandigheden geweldig mee: hij kon zijn macht uitbreiden in de marge van de britse oorlogsinspanning, als profiteur meer dan als medewerker. Zijn nut in de oorlog was betrekkelijk - voldoende weliswaar om hem zijn positie te gunnen, in Churchill's ogen - maar de voordelen die hij zelf uit zijn positie trok, de wet verzettend in franse gebieden onder anglosaksisch protectoraat, zijn bestuur inrichtend in gebieden die door de angelsaksen waren bezet, gingen daar ver boven uit. Niemand dan hij had, met een minimum aan middelen en een maximum aan koppigheid, deze machtspositie kunnen scheppen uit het niets. Maar voor wij dit succes gaan toeschrijven aan zijn talenten moet worden gewezen op de belangrijkste voorwaarde ervan: dat hij, zijn aandeel in de oorlog zo groot mogelijk verkopend, nooit de verantwoordelijkheid voor de geallieerde oorlogvoering heeft willen delen. Het conflict met Amerika is daar onmiddellijk uit voortgevloeid; conflicten met Engeland deden zich herhaaldelijk voor. Van deze weigering in de gezamenlijke verantwoordelijkheid bij te dragen liggen de sprekendste voorbeelden in de slotfase van de oorlog, in het doorkruisen van Eisenhower's operatieplannen, en vooral in het incident van Straatsburg, waar hij, in het gezicht van de vijand, dreigde de franse troepen aan het geallieerde opperbevel te onttrekken. Het vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie, een monument van onverstand, was al evenzeer een bewijs van kwade trouw. Het was zijn politiek talent, zijn machtspositie uit te bouwen onder de gunst van de omstandigheden. Als bestuurder, als renovator van de franse staat, schoot hij onherroepelijk te kort, stonden zijn handen verkeerd, ontbrak het hem aan ideeën. Hij modderde met het parlement, waar hij zich niet op zijn gemak voelde (hoeveel onzekerheid verbergt zijn ongenaakbaarheid?), liet Mendès-France vertrekken omdat hij geen keus kon maken tussen tegenstrijdige adviezen, behield de communisten in het kabinet ondanks de bewijzen van verraad, obstrueerde de grondwet om het ene punt dat hij daarin verstond, de bevoegdheden van de president. Een hollende inflatie, sociale onrust en een met minderheid van stemmen aanvaarde grondwet, dat was wat de heer Van Walle bij haar geboorte meegaf aan de Vierde Republiek. Waarom heeft men hem teruggeroepen? Niet om zijn scheppende kwaliteiten, noch om zijn kunde als bestuurder, maar juist om de ten hemel stijgende, fascinerende, mysterieuze, bedwelmende rookwolk die hij met zich mee voert. En dan is hij weer in zijn element. Zie hem in de Kamer, om haar abdicatie in ontvangst te nemen, beheerst, superieur, ironisch, hij is er voor het eerst, en voor het laatst, op zijn gemak. Zie hem op | |
[pagina 7]
| |
het Forum in Algiers: je vous ai compris! En hoe heeft hij ze begrepen, deze muitende militairen en opstandige burgers! Nog vandaag wordt hij voortgedreven door hun koppige wraakzucht. Maar hij heeft voortreffelijk gebalanceerd in al die tijd, en zeer tot zijn eigen voldoening. Crisis op crisis deed zich voor in Algiers, in het leger, en iedere crisis leidde tot een verdere verdrukkking van het parlement. Van stap tot stap de uitholling van wat er nog aan politieke organen over was, met dit tot eindpunt, een leegte, en daarin een stem die zich tot uitbundigheid forceert: vive la France! en dan het gejuich van de menigte. En dan de buitenlandse politiek: het obstrueren van Amerika, het obstrueren van Engeland, het opvrijen van Duitsland. Want dat alles maakt Frankrijk groter, Frankrijk, dat is hijzelf. Geroepen om een muiterij te bezweren met zijn charisma van nationale figuur, was het zijn natuurlijke taak de oplossing te vinden voor twee constitutionele kwalen: ten eerste - opstandige mentaliteit van het leger, beleefd genaamd de malaise de l'armée, en ten tweede - het geschrompelde overheidsgezag dat deze mentaliteit mogelijk heeft gemaakt. De malaise de l'armée is blijven overstaan tot een volgende constitutionele crisis. Van een politieke nieuwbouw is niets gekomen. Inderdaad, dat bewijst dat er in Frankrijk ook buiten het Elysée weinig scheppende kracht te vinden is - ook al houdt men er rekening mee dat het doodsgevaar, dat uit Algerije bleef dreigen, en de stelselmatige ridiculisering van het parlement, de oude politieke kaders heeft verlamd. En dan blijft er voordurend de macht van het communisme, waardoor een spontane volksbeweging, zoals die enige tijd in de lucht heeft gehangen, een hopeloos avontuur wordt. Wat al verzuimd werd, had gedeeltelijk nog kunnen worden ingehaald, toen eindelijk het algerijnse vraagstuk was geliquideerd. De premier der eerste jaren, Debré, bepleitte verkiezingen, die gisting hadden kunnen brengen in het politieke leven, en een nieuwe betekenis zouden hebben toegekend aan het parlement. De president koos een andere weg. Ter ‘verbreding van de politieke basis’ nam hij enkele parlementariërs in zijn kabinet op - om enkele dagen later te laten blijken dat hij ze zelfs niet had gekend in enkele meest essentiële punten van zijn program. Dit was finaal: hiermee was niet alleen het parlement tot onbelang verklaard, maar ook het kabinet. Er is een grondwet, die de president mateloze bevoegdheden toekent. En er is een interpretatie, die hem tot alleendrager maakt van de politieke macht. Dit is een toestand die tot staatsgrepen uitnodigt. Na de aanslag van de 22ste augustus heeft ook de president daarvan iets begrepen. En hij weet de remedie: laat voortaan de president worden gekozen door het totale electoraat. Alsof dat de man kogelvrij zou maken. De grondwet schrijft een presidentsverkiezing voor door een college van ongeveer 80.000 kiesmannen. De grondwet schrijft ook voor hoe de bepalingen van de grondwet kunnen worden herzien: goedkeuring door beide kamers, vervolgens door referendum of door een gemeenschappelijke zitting met gequalificeerde meerderheid. Maar de president schuwt nog altijd (of weer) het parlementaire contact en vond in zijn grondwet nog het duistere artikel 11 waarin staat dat sommige wetsontwerpen, betrekking hebbend op de organisatie van de openbare macht, kunnen worden onderworpen aan een referendum. Er staat niet dat daarmee de Kamer mag worden gepasseerd. Er staat wel iets anders: op voordracht van het kabinet. Zelfs de schijn heeft hij niet gehandhaafd. Tegen deze procedure heeft de Kamer zich met alle macht moeten verzetten. Want hiermee schept de auteur van de grondwet een precedent, waarmee iedere grondwetswijziging kan worden doorgedrukt. Violer? Mais je ne peux pas violer ma propre femme! Niet alleen van staatsrecht, ook van psychologie heeft hij geen begrip. Geen psychologie? Maar vanwaar dan al die slimme kneepjes, al het scherpe inzicht van de geboren tacticus, waarover wij hebben gelezen iedere keer wanneer er weer een crisis was overgewaaid? De waarheid is dat deze tacticus er nooit is geweest. Sinds 1958 is Frankrijk geregeerd niet met list, maar met walm, niet door de heer Van Walle, maar door het Broedel, door het charisma dat het land gemeen heeft met iedere primitieve negerstam. Dreigend en lokkend, begoochelend en bedwelmend, zwalpend en gorgelend, heeft het de natie gebiologeerd, gemystificeerd, geparalyseerd. Het heeft crisissen bezworen, dat is waar, en nieuwe uitgelokt, ook dat is waar. Want het gaat zijn weg met superieure verantwoordingsloosheid, in volmaakte, verheven onschuld. Zo dartelen de wolken op de plafondschilderingen der barok, dramatisch golvend, wulpse vrouwen meedragend waarvan de vervoerende vormen altijd eender harmoniëren met een dom gezicht. Zo stoot het Broedel de franse maagd op in de vaart der volken, en hier beneden, aan zijn dossiers, zit de heer Van Walle, een intelligent militair en een politieke dilettant. |
|