Franz Petri
Er wordt de laatste tijd geen congres gehouden, dat over de verhouding van de Duitse en de Nederlandse geschiedenis gaat, of we zien er prof. dr. Franz Petri uit Münster optreden.
Zo werd er nog niet zo lang geleden een conferentie van Duitse en Nederlandse historici in Aken gehouden, waar prof. Petri weer dapper over versteviging der vriendschapsbanden sprak. Dezer dagen wordt er in Erkelenz (D) weer een historisch congres
belegd. Ook daar is Petri naast o.a. prof. Jappe Alberts, bijzonder hoogleraar in de regionale geschiedenis te Utrecht, één der inleiders. Prof. Petri schreef ook het voorwoord voor de bundel
Diskussion ohne Ende (1958) van prof. Geyl. Hij is buitenlands lid van het Historisch Genootschap te Utrecht, waarvoor hij enkele jaren geleden ook als spreker optrad.
Wat is er tegen, dat deze man zo enthousiast de culturele banden tussen beide landen poogt te onderhouden? Waarom gaven we deze opsomming? Omdat het weer het oude liedje is, omdat zich hier weer een Duitser cultureel op- en indringt, die dat al eens eerder gedaan heeft, in voor ons en andere landen nogal trieste jaren. We doelen hier niet in de eerste plaats op zijn werk Germanisches Volkserbe in Wallonien und Nordfrankreich (1937, 2 delen), waarin de omvang van de Germaanse cultuur in genoemde gebieden zo breed mogelijk wordt uitgemeten. Zijn thesen over de taalgrens zijn stringent weersproken door de Belgische historici Verlinden en Dhondt. Dat Petri door dit werk o.a. de aangewezen man was (met Reese) om in België het Hoger Onderwijs te komen regelen, was al bedenkelijker.
Maar wat voor ons belangrijker is, is dat hij pas enthousiast werd - hij was dat nog steeds niet - toen de grote Duitse overwinningen begonnen. We lezen hierover in de dissertatie van prof. Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden (1956) op p. 327: ‘Hij (Petri) is verrukt over het correcte optreden der Duitsers in België en zoekt contact met Duits-gezinde Vlamingen en Walen, komt onder invloed van de n.s.-gezinde Reese en wordt inderdaad aanhanger van het N.S. Zijn bewondering voor het “Völkische”, zijn geloof in de Germaanse kracht en grootheid, dat alles spitst zich nu toe in zijn redeneringen, artikelen enz.’.
Schöffer besluit ironisch: ‘Met de terugtocht der Duitsers uit België is ook Petri naar Duitsland teruggekeerd’. Dit laatste is nu dus nog maar gedeeltelijk waar; daarvoor zit hij te vaak in Nederland.
Ongetwijfeld zal ook deze man, nu hoogleraar in Münster, wel vinden dat Hitler fout is geweest; waarin, laten we in het midden.
Maar deze figuur is toch in ieder geval niet de geroepene om met zijn ‘Belgisch’ verleden een rede voor het Historisch Genootschap te houden, waar steeds veel Belgische historici deel van uitmaken. En ook waren we pijnlijk verrast, toen we zagen, dat hij Geyl in Duitsland inleidde en daarbij o.a. wees op diens Vrijheidssonnetten. Dat we Geyl's oorlogsverleden hierbij geenszins in twijfel trekken, behoeven we niet te herhalen, sinds hij er ons zelf uitgebreid op wees tijdens de discussie in Vrij Nederland over het Duitse vraagstuk.
Onze vraag is alleen maar: waarom steeds deze man hier te voorschijn komt, van wie toch wel zeker is, dat hij niet tot de beteren van zijn land behoort, althans in onze ogen.
M.C.B.