niet vreemd aan zulke beslissingen, de schadeloosstelling van een Tweede-Kamerlid blijft absurd laag. Het werk en de verantwoordelijkheden van een parlementariër zijn veel zwaarder en groter dan men in de flinke anti-parlementaire goegemeente veronderstelt.
Er komt nog iets anders bij. De ministers komen in steeds geringer aantal uit de zuiver parlementaire sfeer. Bij een formatie wordt links en rechts (meer rechts dan links) gezocht naar deskundigen, die geschikt zouden zijn als minister. Het kabinet-De Quay is daarvan een voorbeeld. Klompé, Korthals en Toxopeus zijn de enigen, die de techniek en de (materiële) moeilijkheden van het Kamerlidmaatschap grondig hebben ervaren. Voor de rest was dit kabinet extraparlementair in de letterlijke zin des woords. Is het nu verwonderlijk, dat iemand, die vier jaar lang kabinetslid is geweest, een beetje angstig tegen het parlementaire werk aankijkt?
Het woord beroepspoliticus heeft een slechte klank in Nederland. Zo een figuur wordt bij voorbaat gediskwalificeerd als een immorele figuur, die het voor ‘de centen’ doet, die intrigeert en wie het alleen maar om zijn baantje gaat en in geen enkel opzicht om de beginselen van zijn partij - of, vice versa, alleen maar om de gunst van zijn kiezers. Het is typisch Hollands moralisme om een beroepspoliticus bij voorbaat als een minderwaardige sjacheraar voor te stellen, zonder dat men ooit een bewijs heeft kunnen leveren van die stelling. Men vindt het fatsoenlijker en begrijpelijker, dat iemand, die jarenlang als vertegenwoordiger van een partij landspolitiek heeft bedreven, zijn vak verlaat als ware het slechts een intermezzo, een springplank naar een andere carrière. Grote verbondenheid met zo een partij kan er dan toch niet bestaan.
Er is nòg een harde waarheid. Het bestuurlijke gehalte van de Kamerleden is niet zo verschrikkelijk groot. Beter gezegd. dat bestuurlijke gehalte is ongelijk verspreid over de verschillende fracties. Bij de K.V.P., de grootste fractie, is het bijzonder laag en zolang deze partij de belangrijkste kracht blijft bij de kabinetsformaties, zullen ministers van buiten het parlement moeten worden aangetrokken. Een bewijs van politieke onmacht, dat zich in 1959 duidelijk bij de keuze van De Quay heeft gedemonstreerd. En laten wij eerlijk zijn: voor een ex-minister is het misschien ook niet zo plezierig straks in de mediocriteit te moeten onderduiken, die men achter de grote tafel vaak stilzwijgend heeft veracht.
A.F.L.