Hollands Weekblad. Jaargang 4(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] A. Teister Drie dromen I Ik droomde dat ik Peter Vos was, oh, het was een wonder. Van alle remmen los raakte ik onder een stevig glas vertrouwelijk met Teister. Dat was gezelschap! Beter dan vrouwelijk, beter dan goed en fijn, samen tien van rood, en nog een kleine consumptie gebruiken, ons van genoegen op de buiken wrijven, spreken over Rome, Theo, Tonny van der Linden, Kuik en Leo Vroman. Na zoveel moois geheel ontzet ontwakend bezat ik een gemene ets waarop Pausin Johanna volslagen aan mij opgedragen zich ophoudt in een bed dat ik herken als dat van Peter. I am a Fox-hater. II Stampend met zijn verdomde stokje verscheen mij William Kuik. ‘Slaap je?’ ‘Nee heer. Nee William’. ‘Verrekkeling. Pas op of ik verstuik je voet. Geef pils.’ ‘Ja heer. Ober, twee pilsen.’ Duchtig samen drinken, maar ik was niet in het minst op mijn gemak, hij danig op het zijne. ‘Zak’. (kon men hem horen murmelen) ‘Geteisem. Huftert. Lummel.’ En waar ik al voor had gevreesd - Heer, heer, laat deze Kuik aan mij voorbijgaan - was ook alras ophanden: knarsetanden. Vleiend citeerde ik een herinnering: ‘Vrijdagavond is Keesavond.’ ‘Hou je snavel’. Hoho! ineens verscheen (heerheer heb dank) daar toch een kleine glinstering in zijn mij lieve ogen. Maar net toen het wat beter ging begon hij zacht te krijsen en verdween in een tekening. [pagina 10] [p. 10] III Van Theo Sontrop dromen is oppassen geblazen. Men houdt daar zelfs geen tekening van over, maar voelt bij het ontwaken een immens verbazen. Immers alle zaken die wij diep in mijn slaap deden en bespraken heeft hij terzelfdertijd geduid, niet enkel de eenvoudige: fluit en heeroom, kerkhof en raaf, maar ook waarom ik Nine van der Schaaf ben en hij rattenkruid, hij Alie van Wijhe Smeding en ik haar winterkleding. Sinds ik hem in mijn dromen ken ontwaak ik dagelijks als een madder and nicer man. Zoet dertig en nooit opgevist (voor J.M. Boersma) Wat ik ben is zo onduidelijk: een droevig zeedier, dat aanspoelt, even aan schelpen voelt en weer wegdrijft, zuidelijk. Het staat niet opgetekend bij de wonderen der oceaan, zodat het stil als een golf kan glijden in de diepte, zonder te bestaan, en zonder met anderen om te gaan. Het schijnt onzichtbaar te lijden en wil daar haring of kuit van hebben. Het glijdt steeds verder af misschien wel. Het praat niet. ‘Merde’, suist het alleen wel, en dat geluid als het soms met een golfslag bovenspuit geeft grond voor geruchten. Een schipper, die aan het roer staat, denkt: een draak, in een groene fles? Het monster van Loch Ness? Het monster van Boersma? Vorige Volgende