Jan Romein
F.W.N. Hugenholtz
Met Jan Romein is een van de weinige werkelijk interessante Nederlandse historici van ons heengegaan.
Mij is gevraagd een persoonlijke reactie op Romein en zijn werk - voor zover ik het ken - te geven; ik geloof dat met mijn eerste volzin het meest essentiële al is gezegd, en het volgende diene slechts om die ene zin te verduidelijken.
Er bestaan in Nederland vele degelijke historici. Hun publicaties dragen er wezenlijk toe bij dat de geschiedkennis van hun publiek wordt verruimd of verdiept. Zij zijn noeste werkers in archieven, zij vergaren steeds meer kennis, krijgen steeds meer inzicht in het geschiedverloop en dragen die kennis uit. Hun werken zijn onmisbaar en dikwijls in hoge mate interessant. Zij zijn in feite de ware historici, geschiedvorsers en -schrijvers zonder wie de geschiedwetenschap eenvoudig ondenkbaar zou zijn, want zij dragen die wetenschap en brengen haar vooruit. En wanneer men nagaat welke vorderingen die wetenschap, ook in Nederland, de laatste decennia heeft gemaakt en nog maakt, dan moet daaruit volgen dat er inderdaad, gelukkig, veel goede historici in ons land aan het werk zijn. Dat mag in een tijd van twijfel aan de zin van het historisch bedrijf heus wel eens worden gezegd. Daaraan wil en moet ik dadelijk toevoegen dat het schrijven van interessante historische werken de schrijver zeker niet noodzakelijk tot een interessant historicus maakt in de zin van een interessant mens die geschiedenis schrijft. Romein was interessant.
Mijn eerste vraag, aan mijzelf gesteld, is: Was Romein een degelijk historisch vakman? Mijn eerste reactie is negatief. Wanneer ik als criterium aanleg het consekwent onderzoeken van archivalia en andere bronnen en het uitgeven van die bronnen, het scrupuleus onderzoeken van historische gebeurtenissen en daarover geleerd verslag uitbrengen, neen, dan was Romein dat niet. Maar dit criterium lijkt alleen op het eerste gezicht wel aardig. In feite is het onbruikbaar. Ik zou me kunnen voorstellen dat onze electronici nog eens een robot fabriceren, die het opgesomde werk gaat verrichten. Voor mijn part krijgt die robot een feilloos werkend brein, één ding zal hij blijven missen, en dat is in elk vak nu juist essentieel, inzicht, feeling en een tikkeltje fantasie. En wat de echte historicus altijd op de machine voor zal hebben is die door gezond verstand gecontroleerde feeling en die door het intellect gebreidelde en gebruikte fantasie, de intellectuele kortsluiting die de mens zich wel en de robot beslist niet veroorloven kan.
En wat nu enkele mensen onderscheidt van het gemiddelde - hoe hoog dat misschien ook ligt - is dat zij van enkele zaken die men niet kan leren juist iets meer hebben. Dat ‘juist iets meer’ kan door de anderen worden beschouwd als ‘teveel’, het kan ook in werkelijkheid iets te veel zijn, het maakt iemand pas echt interessant en men moet zich met hem bezighouden.
Er zijn in Nederland niet zoveel historici met wie men zich moet bezighouden, Romein was er een van. Dat heeft men intensief en vaak met wellust gedaan ook, hij is al verheerlijkt en verguisd bij zijn leven.
Vraagt men wat Romein nu eigenlijk gedaan heeft, dan is er maar een antwoord, hij heeft ontzettend hard gewerkt, verschrikkelijk veel gedacht en geschreven en gesproken. Maar laten we liever vragen wat hij ons, zijn tijdgenoten en vooral zijn vakgenoten, heeft gedaan. Wat hij voor zijn eigenlijke leerlingen is geweest kan ik niet uit de eerste hand beoordelen: Zeker is dat zij hem op handen droegen en stuk voor stuk uiting geven aan hun dankbaarheid voor wat hij hun gegeven heeft.
Romein heeft zijn vakgenoten dikwijls geschokt. Misschien geldt voor sommigen dat hij hen ruw wakker heeft geschokt door een groot aantal heilige huisjes omver te trappen en hen te doen twijfelen aan de zin van hun eigen werk. Zijn ‘histoire engagée’, zijn geschiedschrijving ‘in opdracht van de tijd’ heeft een fel verzet opgeroepen ook en misschien juist van hen die in wezen op hetzelfde standpunt stonden, maar zich dat zelf nauwelijks durfden bekennen en het zeker niet, theoretisch gefundeerd, wilden propageren. Hun hele negentiende-eeuwse historische theorie kwam ertegen in opstand. Romein zette, met ijzeren consekwentie, tegen veel kritiek door. Hij schiep in Nederland het vak Theoretische Geschiedenis. Ook dat gaf aanleiding tot fel verweer, niet