3. | De betekenis van deze ontdekking is beslissend voor onze visie op de mens. |
Het eerste, het biologische gedeelte danken we aan de Zuid-Afrikaan R.A. Dart. Het bewijsmateriaal lijkt me niet erg overtuigend, want nogal incidenteel, maar misschien wel even overtuigend als andere theorieën, dus waarom niet. Heel erg verrassend kan ik het niet vinden. Ik leerde op school al dat de jacht ouder is dan de landbouw, en waarom zouden we daar geen wapens bij gebruiken? Als het boek hierbij bleef, zouden we aan Dart een prijs geven, en overgaan tot de orde van de dag. Zou die man zelf helemaal niet kunnen schrijven?
Over part twee kan ik kort zijn: ik geloof het niet. Anthropologen en biologen die ik sprak hadden normale reacties op ‘African Genesis’ en een nieuwe theorie is altijd welkom. Het ‘Hyena-alibi’ (de theorie dat de bottenverzameling waar het om draait niet door grootvader maar door hyena's werd aangelegd) is toch niet te kwader trouw verzonnen? De hele ‘samenzwering’ lijkt me een querulantentrekje, waarvan Adrey er helaas wel meer vertoont.
Voor toneelschrijver Adrey ligt het zwaartepunt kennelijk op nummer drie, het inzicht in de ware natuur van de mens die deze biologische ontdekking verschaft.
Bijbeluitleggers trekken als consequenties uit het genesis-verhaal dat de zondag een rustdag is, dat communisme verkeerd is, dat we vervloekt zijn, dat Kaïn in ons allen leeft. Adrey trekt uit Darts verhaal de conclusies dat communisme verkeerd is, dat we vervloekt zijn, dat Kain in ons allen leeft. Niet erg origineel dus. En dit, en veel andere dingen, wordt bewezen door gegoochel met instincten. Communisme bijvoorbeeld is verkeerd, want vogels en veel apen hebben een territorium-instinct, territorium = privé-eigendom, en de afschaffing ervan is dus in strijd met ons instinct. Op die manier kan men natuurlijk alles bewijzen. De ‘American way of life’ is dan tegen ons instinct, want wie kan in New York nog een territorium verdedigen?
Zijn hele betoog is, volgens hem, een omverwerping van de ‘Romantische Dwaling’ dat de mens in origine goed is. Sinds het Derde Rijk en enige andere gebeurtenissen gelooft niemand dat meer, en Adrey strijdt dus tegen windmolens. We weten allang dat we met de vloek van het wapen beladen zijn, nu in 1962, en het is dan irrelevant dat we zoveel miljoen jaar geleden ook al een slagbout hadden. Dat is de fundamentele vergissing van Adrey en anderen: de oorsprong van het menselijk ras leert ons helemaal niets over ‘de mens’
van nu. Het mag naar de dominee smaken, maar is het niet zo dat men pas van ‘de mens’ spreekt als er instincten veronachtzaamd worden?
Al zijn conclusies bereikt Adrey door naar het doel redeneren, lastige hindernissen als onbelangrijk passerend. Ik neem drie voor hem onaangename uitzonderingen: de Zinjanthropus, de Gorilla en de Eskimo.
De Zinjanthropus, een later dan Dart's Australopithecus levend mens, moet vreedzaam zijn geweest. Wat doen we met hem? Ach, hij is Abel en wordt door broerlief Austrolopithecus geliquideerd, voordat hij een pacifistisch instinctje aan ons kon meegeven.
De Gorilla heeft geen agressief territoriuminstinct. Wat doen we met hem? Ach, hij staat op een doodlopende evolutieweg, hij sterft uit en doet het in zijn eigen nest.
De Eskimo, hoewel een jager, is ook al niet agressief. Wat doen we met hem? Ach, hij telt niet mee, het is zo koud in het Noorden.
Om duidelijk te maken hoe weinig ik van plan ben om conclusies over onszelf te trekken uit biologische theorieën: stel dat de volgende maand gevonden wordt dat de hyenabotten die we verzamelden gaatjes vertonen en hoogstwaarschijnlijk als fluiten gebruikt werden. Moeten we dan uit het feit dat we kunstzinnige apen waren afleiden dat ‘de’ mens nu en altijd goed en muzikaal is?
Om iets over de ‘Nature of Man’ te weten te komen kunnen we beter nu om ons heen kijken en Adreys toneelstukken lezen, dan een miljoen jaar terug proberen te zien en zijn African Genesis lezen.
Wat de biologie betreft is African Genesis wellicht beter dan de Palestijnse Genesis, wat zijn filosofie betreft hoeven we ons er even weinig van aan te trekken.