Joegoslavische notities
N. Scheepmaker
Als je in Belgrado op 4 augustus de zgn. Amerikaanse leeszaal binnengaat tref je daar in ruime mate Amerikaanse kranten aan van 2 augustus. Op een tafeltje links liggen bovendien de gestencilde velletjes met daarop het laatste Amerikaanse nieuws in het Servisch, - het valt op dat zij vooral worden weggehaald door oude, morsige mannetjes die er de hemel weet wat mee willen doen: lezen? de blanco achterkant volschrijven? als wc-papier gebruiken? Tien passen van de Amerikaanse leeszaal (en een paar honderd passen van de gelijksoortige Engelse en Franse leeszalen) staat een kiosk waar je buitenlandse kranten kunt kopen. Op 4 augustus is dat dan de New York Times van 29 juli. Waarom, zo vroeg ik me af, konden dezelfde kranten enkele dagen eerder in de leeszaal zijn dan in de kiosken? Worden ze opgehouden, om het onwelkome nieuws althans verouderd te doen zijn? Joegoslavië is en blijft tenslotte een communistisch land, ook al is 't merendeel van de vertoonde films Amerikaans en levert Walt Disney de strips in de kranten. Ik vroeg aan de kiosk naar de Pravda. Het was er een van 29 juli. Op minuscule schaal een illustratie van wat Tito bedoelt met zijn neutrale positie.
De Observer, gekocht op Terazija, bracht het schokkende nieuws: ‘Big purge launched by Tito’. ‘Marshal Tito’, zo heette het, ‘has embarked on the most ruthless purge of the Yugoslav Communist Party since he came to power in 1945. At last week's dramatic session of the fourth plenum of the Central Committee he made it abundantly clear that no one held responsible
for the present economic calamities will be spared - even in the highest ranks.’ Dat was groot nieuws! Ik geneerde me een beetje, want ik had het kunnen weten: de kranten hadden al een week vol redevoeringen gestaan, maar wie leest die? De Politika en de Borba zijn weliswaar lang zo saai niet als de Pravda en de Isvestija, maar waarschuwende headlines als ‘Big purge launched by Tito’ ontbreken nog steeds. Ik was wel een beetje verbaasd dat ik een week in een gistende wereld had vertoefd zonder dat me dat was opgevallen, en niet zonder enige opwinding toonde ik aan Joegoslavische kennissen de Observer. Met een schouderophalen namen ze er kennis van. Wat betekende ‘no one held responsible will be spared - even in the highest ranks’? De allerhoogsten, zo zei men mij, zullen toch niet verantwoordelijk worden gesteld voor de ‘economic calamities’. Tito, Kardelj? Rankovic? Het zullen de mindere goden zijn die de dupe worden, aan de top zal weinig veranderen. Maar ook dat weinige, - zo zei men mij, - zal welkom zijn.
Als er - dankzij die economische moeilijkheden - een opschuiving komt, dan zal die naar het westen zijn. Er liepen zelfs (onwezenlijke) geruchten dat Joegoslavië tot de E.E.G. zou willen toetreden. Men moet die economische moeilijkheden niet te gering zien. Weliswaar kan iedere buitenlander waarnemen dat het de mensen jaar na jaar in materieel opzicht beter gaat (een jaar of zeven geleden kon je Joegoslaven nog blij maken met nylonkousen of een doosje naalden, daarna werden het plastic speelkaarten en nylon hengelsnoeren, dit keer waren onze acceptabele cadeaus al opgelopen tot: 1. een 100% wollen deken, 2. een tuinparasol, 3. een accessoire voor een Volkswagen, en 4. een elektrische koffiemolen), maar de achterstand blijft. Rekent men de prijzen volgens de nieuwe koers van 200 dinars voor één gulden om, dan blijken zelfs voorheen peperdure zaken als televisietoestellen en schrijfmachines niet veel duurder meer te kosten dan bij ons. Maar dat maakt 't voor parasieten die gewend waren een maand vakantie te