dat dit er ook iets mee te maken heeft.
Al krijgen de Duitsers er in deze Jedermann satire wel zwiepend van langs (‘Hun Leftwaffe weet nog steeds niet wat hun Rightwaffe doet’). Misschien ‘Blitz’ (Lionel Bart's musical over Petticoat Lane tijdens de Londense luchtoorlog) wèl? De volgende morgen lees ik in de Daily Express een bericht vol leedvermaak over de beleefde verontwaardiging van Bonn naar aanleiding van het uitblijven van een Engels staatsiebezoek aan Bonn (of liever nog: Berlijn). Achteraf bedenk ik me. Het Express-bericht en ‘Blitz’ zijn van dezelfde anekdotische onschuld als de opmerking van de man in het booking-office, waar ik mijn kaartjes kocht. Hij zei: ‘Bart is te laat. Hitler is net te lang geleden om van “Who's this geezer: Hitler?” nog een hit te maken.’ Vooral toen ik het liedje had gehoord, kon ik me zijn spijt goed voorstellen. Maar goed, je weet nooit - we zullen zien.
Terug in Ostende gaat mijn vrouw naar huis en ik in de trein naar Luik. Daar wacht een collega met wie ik via de Eiffel, Koblenz naar Rüdesheim rijd. Een doeltreffender einde van een vakantie kan geen mens voor me bedenken.
Vlak over de grens hangen in de dalende schemering zwarte adelaars op een vuurrood fond aan de bomen. FDP - Freiheit. FDP - Einheit. Om en om. Op de berken Freiheit. Op de eiken Einheit. Maar na een tijdje doen er ook andere bomen mee. En vervallen muren en oude schuurdeuren. Ik probeer Abendpost, een Rijnlandse krant, te lezen. Op een binnenpagina zie ik een brede kop schemeren over Hollandse maatregelen om de Duitse toeristenstroom in te dammen of zoiets. Als ik de krant een paar dagen later terugvind, blijkt er een foto van de Prinsengracht bij afgedrukt met een waardig onderschrift: ‘Hoewel wij Duitsers in Holland blijkbaar minder gewenst zijn, drukken we hierbij toch een foto af van de Amsterdamse Prinsengracht, die we in de afgelopen jaren zo goed hebben leren kennen en beminnen.’ Ik tel het nergens bij op, ik neem er tegen mijn zin kennis van, want het ligt zo voor de hand, dat ik het gevoel heb dat het nergens bij hoort; maar intussen is de rode draad weer langer.
Diezelfde ochtend zie ik op het kantoor van de VVV-direkteur, in een eikenhouten lijst dichtbegroeid met de wapenschilden van lang-afgestorven vorstendommen, een oude gravure hangen van het Niederwalddenkmal, dat een eind verder 300 meter boven de Rijn met rafelende bronzen fladders uit de heuvels steekt. Als bezienswaardigheid
wordt het ding hoog geschat. Je kunt er in een doodstil kabelbaantje heen. Het is er door de toenmalige keizer, bekostigd uit de thuisfrontkas, in 1871 neergezet ter eeuwige herinnering aan de hereniging der Duitslanden. Een gigantische bronswinkel: bovenop Germania, omringd door een peleton bazuinende engelen, daaronder een pleinwijd reliëf (‘darauf sind ungefähr zweihunderd Personen aufgebildet,’ schat de bewaker), daaronder Vater Rhein en Mutter Mosel in mythologische rangschikking. ‘Liebst Vaterland, magst ruhig sein, fest steht und treu die Wacht, die Wacht am Rhein.’ Hier? De Denkmalwachter, die bij elke nieuwe lading toeristen uit zijn houten alkoof tevoorschijn komt, onderhoudt een ingewikkelde tic, die zijn sinds 1947 onveranderde en vele malen 's daags gesproken tekst hem heeft bezorgd. Hij incasseert hem met een lege mouw, die bij de uitleg van elke ‘symbolische Bedeutung’ stram en stijfgeperst heen en weer zwaait. Zijn onderkaak hangt aan twee gouden draadjes. Hij slist en veegt na elke voordracht met een geoefend armgebaar de vochtbelletjes van zijn revers. Staan er genoeg nieuwe bezoekers, dan komt hij weer uit zijn hok en spreekt over ‘Heimkehr des Krieges’, ‘diese symbolische Bedeutungen’ en de ‘Hereinigung’. Als we teruglopen vult de VVV-direkteur het een en ander aan. Het gaat met dat Niederwalddenkmal niet alleen om die hereniging van noord- en zuid-Duitsland in 1870. Nee, voor hem en voor heel het vrije Duitsland heeft Germania-opde-berg een veel aktuelere betekenis. Hij verklaart omstandig, dat Germania met vèr vooruitwerkende kracht ook de hereniging van oost- en west-Duitsland verbeeldt. Het beeld leeft onder ons, zegt hij. Later spreekt hij, zols veel oudere Duitsers met wie men langer dan een uur praat, over de oorlog. De Amerikanen, die
zoveel toeristische attrakties wegbombardeerden; de Russen, die zich in het oosten als zwijnen gedragen. Over de opzichter van de naburige camping, die pas in 1954 via Rusland