Hollands Weekblad. Jaargang 4(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Avondje We spraken rood en hoog op toon over de schilderkunst natuurlijk. Bij de schilderes thuis. Een lange, oude dame, pluis hoewel al zeventig, grijs, bars, levendig en zij houdt van gips in de verf. ‘En ik bederf als ik niet schilder’. Zo kwamen boeiende dingen ter sprake: De drift van rood, het milde van verlangend oker, Vitruvius, en of de gulden snede nu nog. Rust en evenwicht van compositie, ik schilder wat ik zie, voel, denk, hoop, heb. IJsblauw naast Pruisisch schrikt, en Willink Hynckes Koch die zijn gelikt. Tabak en bier maakt godsgelukkig, hees en droevig. ‘Het Amsterdam van Breitner is niet meer, nee, nee, bestaat niet meer, Hihi, bestaat niet,’ Meer en meer vervalt de schilderes tot een morose zwijgen. En zie, in gindse hoek zit Jacq, en zwateld onophoudelijk ik houd van Dunoyer de Segonzac. Veervoeten Elk dichtertje zingt zoals het genekt is door rotjeugd, rotwijf, rotinkt. En hij is de eminentste die tussen de brekebenen zijn voeten het minste kapot-hinkt en dat het bedroefdst formuleert. Elk dichtertje zingt vrij ongedeerd. Alain Teister Vorige Volgende