de volkenkunde niet bestaand joods ras inderdaad eigenschappen zijn, geconditioneerd door de bijzondere omstandigheden waarin het joodse volk zoveel eeuwen heeft geleefd en die ieder ander mens in die levensomstandigheden ook verworven zou hebben. Dit alles nog eens uitzonderlijk duidelijk zo gesteld te hebben is een van de grote verdiensten van dit stuk, waar ik ook om verschillende andere redenen bijzonder geboeid naar heb zitten kijken. Men kan in een tragedie, die een bepaalde gedachte wil uitdragen proberen dat leerstuk te verstoppen in een verhaaltje dat de les haast ongemerkt op de toeschouwer overbrengt. Men werpt dan over het geraamte van de oorspronkelijke stelling een hele sluier van kwasirealistische details die er op gericht zijn te verdoezelen dat het begonnen is om een uitgekiende schematische constructie.
Brecht is eigenlijk als eerste deze, als oneerlijk geproclameerde schijn uit de weg gegaan en zonder omwegen met zijn didactische bedoelingen op de proppen gekomen.
Het is vreemd om iemand die in Brechts voetsporen nu ook ronduit met zijn leerstellige moraal voor den dag komt, plotseling gebrek aan realisme te verwijten, zoals onder andere in de Groene gebeurde. Men zou hoogstens bezwaar kunnen maken tegen een schrijver die op deze manier een volkomen onbestaanbare situatie aannemelijk probeert te maken, maar men kan Frisch niet voor de voeten werpen dat zijn stuk een ‘bedenksel’ is dat geen verband houdt met reële situaties. Ook kan men Frisch niet aanwrijven dat ‘Andorra’ te duidelijk een constructie zou zijn, aangezien hij opzettelijk zijn situaties als exemplarisch en half-allegorisch aandient. Zijn personen dragen (behalve Andri en Barblin) immers ook geen eigennamen maar worden duidelijk als vertegenwoordigers van hun soort gepresenteerd: de dokter, de pastoor, de meubelmaker enzovoort. Het is voor wie van een hecht getimmerd werkstuk houdt, juist verheugend te zien hoe Frisch zich nergens verschuilt achter schone vaagheden maar lijnrecht op zijn doel afgaat. ‘Tout se tient’ in dit stuk. Alles houdt onderling verband, is helder gedacht en knap in elkaar gezet. Om het gevaar van al te grote simpelheid dat een doorzichtige compositie soms met zich meebrengt, te ontgaan, heeft Frisch telkens een aantal motieven door elkaar heen geweven. Chronologisch bijvoorbeeld: de twaalf tafrelen waarin het drama zich voltrekt, worden telkens onderbroken door kleine tussenscènes waarin de verschillende dramatis personae zich voor een denkbeeldige rechtbank trachten te rechtvaardigen. Een bijzonder werkzaam procédé dat afstand schept en het verwerpelijke van de passieve houding die de Andorranen in deze gebeurtenissen aannemen, helder demonstreert. Ook per scène weet Frisch zich soms
prachtig op twee plannen tegelijk te bewegen, waardoor hij de uitwerking enorm vergroot, bijvoorbeeld in de grote definitieve uiteenzetting tussen vader en zoon die hij zich laat afspelen voor de deur van de kamer van Andri's halfzusje Barblin. Het publiek weet, dat onder hun gesprek het meisje daarbinnen wordt verkracht, terwijl de beide ‘buitenstaanders’ er niets van vermoeden; een prachtige beklemmende vondst die volkomen des theaters is, en die eens te meer bewijst hoe Max Frisch zijn métier beheerst.
De hele intrige van het stuk bestaat trouwens uit twee knap door elkaar gewerkte motieven. Want naast het probleem van het vermeende jood-zijn van Andri, is daar zijn onbewust-incestueuze liefde voor zijn halfzusje. Daardoor wordt de vader immers voor het dramatisch uiterst aangrijpende conflikt gesteld om ofwel zijn eigen leugens te ontmaskeren en in plaats van een heldhaftige jodenredder te schijnen, door de mand te vallen als een armzalige echtbreker, ofwel zijn goedkeuring te hechten aan de huwelijksplannen van zijn beide kinderen. Hij kiest aanvankelijk de halfzachte tussenoplossing van botweg te weigeren, waardoor hij in een onverzoenlijk conflikt met zijn zoon geraakt, die hem nu wel van latent antisemitisme moet verdenken. Tot de vader bij de inval van de totalitaire legers zichzelf overwint en bekent, maar dan is het al te laat.
Op deze wijze bereikt Frisch dat het stuk tot het einde toe, behalve verhelderend en interessant, bovendien ongemeen spannend blijft, hetgeen op zich zelf al, temidden van een veelal onhelder uitgedachte en dodelijk vervelende experimentele theaterproduktie, een niet weg te cijferen verdienste is.
Het mag dan waar zijn dat het eind met de krankzinnig geworden Barblin niet erg overtuigend is en dat het groteske effect dat de schrijver beoogt met zijn jodenschouwpersiflage nog te zeer verwant is aan al te verse herinneringen van een Nederlands publiek - redenen waarom het verwijt van taktloosheid van de kant van een in de oorlog buiten schot gebleven Zwitser, wellicht enige grond krijgt - dat neemt niet weg dat hier aan een problematiek die alleszins het overdenken waard is, op zeldzaam kundige en meeslepende wijze vorm is gegeven.
De op zichzelf lang niet onverdienstelijke voorstelling van de Nederlandse Comedie liet juist het symbolische karakter van het