Films
de smaak van de honing en the connection draaien al enige weken, maar in een filmrubriek is het toch zaak ze even aan te raden. de smaak van de honing omdat het een adekwate verfilming is van een fijn, ongegeneerd stuk, dat zo onbekommerd in elkaar werd gezet dat het plotseling allemaal waar bleek te zijn. Voortreffelijk spel ook, dat nauwelijks meer als zodanig wordt gevoeld. Ook the connection moet men gaan zien om te kunnen geloven wat Hans v.d. Bergh al over het stuk schreef: het is interessant, men kijkt er naar met het idee dat men het niet graag gemist zou hebben, maar vervelen doet men zich wel. Hogelijk irritant is de wetenschap (stuk en film verschillen slechts in onderdelen, niet in wezen) dat men niet, zoals gewoonlijk, net alsof doet, maar dat men doet alsof men niet net alsof doet. Vergeleken bij shadows is The Connection daarom een onzindelijke film, en het pleit voor de mens in het algemeen dat Shadows (waarin men werkelijk improviseerde) imponeerde en ontroerde tegelijk, terwijl The Connection mij althans koud liet.
Comencini laat in de grote dwaasheid zien, dat oorlog best een lollige boel was, als je maar op de juiste plek zat in de wereld. Italië bijvoorbeeld. Zijn film moet het voor een groot deel hebben van de situatiehumor die besloten lag in Badoglio's capitulatie, waardoor een nietsvermoedende Italiaanse officier die plotseling door de Duitsers beschoten wordt zijn superieuren meldt dat ‘de Duitsers nu samen met de Amerikanen tegen ons vechten’. Oorlog was niet zo lollig, maar toegegeven moet worden dat Italië met z'n weinig krijgshaftig volk maar aangevoerd door bulldozerkin Mussolini, een broedplaats voor situatiehumor moet zijn geweest. Comencini overtuigt dus toch, vooral in het weergeven van de kazernesfeer en van de chaos die na Italië's capitulatie in het land heerste. Fragmentarisch is zijn film wel, maar dat zijn vrijwel alle Italiaanse oorlogsfilms geweest, te beginnen bij paisa, en eindigend bij twee vrouwen. Misschien omdat Italië zo fragmentarisch oorlog voerde.
Een beetje weifelend raad ik verder leon morin, prêtre aan. Een verfilming van de gelijknamige roman van Beatrice Beck, die aan de verfilming van Bernanos' Dagboek van een Dorpspastoor doet denken. Eenzelfde soort onderwerp, even zuiver, even traag, met evenveel respect voor het oorspronkelijk terugvertaald in beelden, die boeien als men de tijd heeft. Regisseur Melville heeft zich af en toe te veel laten imponeren door boekdialogen die het bestaan van God proberen aan te tonen of in twijfel te brengen, maar voor het overige heeft hij er wel een film van weten te maken. Dat dan dankzij zijn twee hoofdrolspelers: Emmanuela Riva (Hirosjima, mon amour), die in de herinnering geen beeld van een andere vrouw in deze rol meer naast zich duldt, en Jean-Paul Belmondo, die in Twee Vrouwen met een ijzeren brilletje op al te vermoeden gaf dat hij meer kon dan nozem spelen en in deze film het bewijs afdoende levert. Het pastoorskleed zat hem als gegoten. De uiterste eenvoud waartoe hij zijn acteren beperkt doet het vermoeden rijzen dat hij gelijk Jean Gabin is voorbestemd een eeuwig filmleven te leiden. Zelfs diens typische gebaren (die men als men wil bij Ko van Dijk kan naslaan in zijn rol in De Man, de Vrouw en de Moord) mist hij.
N.S.