king gedoemd. De mens is een échec in zijn verhouding tot de anderen. Als dat zo is dan kan men het beste zich onthouden en in alle vroegte uit Parijs vertrekken, zoals Zogt dan ook doet.
De kern van ‘De misdaad’ is de vraag of Zogt in Woudrecht, waar hij conservator van het plaatselijk museum is geworden een klein meisje vermoord heeft of niet. In dit opzicht kan het boek ook heel goed als een thriller gelezen worden; tot op het laatst laat Kossmann zijn lezers in onzekerheid. Zogt zou het heel goed gedaan kunnen hebben, maar tenslotte blijkt, dat hij alleen uit een soort masochistische behoefte om slachtoffer te zijn het zo ver heeft laten komen, dat de verdenking op hém viel. Belangrijk is, dat hij het tenslotte niet tot een veroordeling laat komen; hij had, zoals hij in het laatste gedeelte zegt, het kind per slot van rekening niet vermoord. Zijn ethiek haperde dus niet volkomen. Een interessante bijfiguur, de lesbische Lydia, die haar rol vervult in Zogt's bewustwordingsproces en als zodanig evenmin als één van de andere figuren gemist kan worden in het geheel, wordt wél het slachtoffer van haar haperende ethiek; zij pleegt zelfmoord.
Het zou bepaald verkeerd zijn te veronderstellen op grond van de uitlating van Zogt dat hij een masochist is, dat Kossmann slechts een aangeklede verhandeling over dit sexuele verschijnsel heeft willen schrijven. Zelfs niet als wij met de schrijver het sado-masochisme in breder verband willen zien, waarbij de mens lustelementen in het leed ontdekte waardoor hij aangetrokken wordt tot het lijden van anderen én van zich zelf. Wreedheid zegt Kossmann was vroeger geïntegreerd in het dagelijkse en maatschappelijke leven; dieven werden in het openbaar de oren afgesneden, maar tegenwoordig is de wreedheid, het plezier in het lijden van zich zelf en van anderen weggedrongen door het ideaal van de humaniteit. We zijn zo humaan geworden, dat we ons alleen heimelijk nog willen bevredigen door het lezen over de gruwelen in de concentratiekampen. Daarom wordt een boek als De gesel van het hakenkruis door duizenden verslonden ‘als sensatie-lektuur, als pornografie, niet helemaal natuurlijk, maar voor dat kleine gevaarlijke, geheime deeltje van hen dat wel beul of martelaar zou willen zijn.’ Kossmann pleit eigenlijk voor een reëler aanvaarden van het kwaad in de mens, waardoor uitbarstingen zoals in nazi-Duitsland of in Algerije, voorkomen zouden kunnen worden. Tegelijkertijd is dit een pleidooi voor bewustwording, waarbij hij naar het verleden verwijst toen de mens zich meer bewust was van het kwaad, dat om zo te zeggen om elke hoek op de loer lag en waar hij zich dus ook beter tegen kon wapenen omdat het zijn menselijke proporties nog niet verloren had.
In ‘De misdaad’ zijn wij getuige van de herbewapening van Mr. Leo Zogt in de strijd tegen het kwaad in zijn meest perfide vorm van plezier te scheppen in het lijden. Een dergelijke ouderwetse ‘Werdegang’ had heel saai kunnen worden, maar Kossmann slaagt er tot in zijn bijfiguren in onze aandacht geboeid te houden. Alles wordt in geconcentreerde vorm opgediend. In tegenstelling bijvoorbeeld met de boeken van Iris Murdoch, met wie Kossmann in zijn probleemstellingen veel gemeen heeft, komen er geen beschrijvingen ter ondersteuning van het verhaal aan te pas. Men zou bezwaar kunnen maken tegen het tweede gedeelte van het boek, waarin een zekere Peter Heylot, een journalist, opdracht krijgt van zijn hoofdredacteur om het leven van diens broer Leo Zogt na te gaan. Dat is onwaarschijnlijk, even onwaarschijnlijk als in ‘The bell’ van Iris Murdoch de vrijpartij in de opgeviste grote klok van het klooster. Maar in beide gevallen hindert het niet, een goede roman heeft zijn eigen wetmatigheden. De waarschijnlijkheid geeft uiteindelijk niet de doorslag en zo is er nog meer onwaarschijnlijks in het boek, zoals bijvoorbeeld het optreden van de oude museumsuppoost, die de moord in Woudrecht wél gepleegd heeft.
Tenslotte: is de mens veroordeeld tot het échec in zijn verhouding tot de anderen, is hij voor eeuwig veroordeeld zijn kreeftengang van de liefde via masochisme, begeerte en sadisme en terug te gaan? Kossmann is geen formalist; wie drie onderling zo zeer verschillende vrouwenfiguren als Lydia, Cornelia Debuk en Maria kan oproepen kan dat ook niet zijn. Bovendien blijkt, dat Zogt in zijn verhouding tot zijn gebrekkige huishoudster het lijden niet als lust maar als lijden kan ondergaan. Geen formalisme dus, hoewel ‘De misdaad’ een koel-verstandelijke indruk maakt en hier en daar kil aandoet als een vivisectie die Kossmann op zijn figuren toepast. Maar dat is omdat ons niets bespaard mag worden; het kwaad is vlak om de hoek: ‘il ne faut pas dormir’ en in deze zin kan men Zogt's zogenaamde abdicatie, zijn weggaan als een positief slot zien. Het is geen zich onttrekken aan, maar een bewust geworden zijn van. Wie zich bewust geworden is van het échec van de liefde is misschien pas aan de liefde toe. Na het lezen van ‘De misdaad’ blijft er een welgevulde leegte over.