Hollands Weekblad. Jaargang 4(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De kikker en de koe Een kikker knorde tot een koe. Deze sprak later zachtjes: boe. Beiden vonden hun gesprek eerder te langzaam dan te gek. De kikker vroeg dan ook een paling, de koe een loopeend om vertaling. Het aldus zeer verrijkte kwaken moest alles duidelijker maken; de paling echter en de eend geraakten van verschil gemeend. Zij riepen dus een wou, een wulp, een baardvlieg en een baars te hulp. De baars begreep dit alles niet en wendde zich wenend tot het riet. Het riet lispelde eerst voor zich uit; toen boog het zich en ruiste luid. De dieren zwegen, luisterden. Het riet siste, en fluisterde, het sprak tot allen tegelijk: tot de twee honden op de dijk, tot meeuwen, in het gras verloren (branding nog dreunend in hun oren), tot het wapperend graaspaard in die wei (het hief het hoofd; het kwam nabij), een mens opende zijn raam zelfs wat en fluisterde: ‘sssst... hoor je dat...’ Moraal: tegen het spreken is gezang dat niets beduidt van groot belang. Vorige Volgende