op het vergeefse van deze camouflagepolitiek gewezen door te melden dat mijn vriend Wouter er al van af wist; zijn vader was toen nog niet uitgestoten.
Ik sta ook nog ingeschreven bij de vreemdelingenpolitie te Amsterdam, die ook een afdeling bezit voor dit soort zaken. Er zijn inderdaad vele ‘tegenwerkende bureaux’ in dit genre. Niet zo verschrikkelijk lang geleden kwam een rechercheur van deze dienst bij me op bezoek, een aardige, gemoedelijke man, die in een gesprekje over algemene zaken de slavistiek betreffende terloops vroeg: ‘U hebt toch ook eens een boek voor Pegasus vertaald, nietwaar?’ Nee, hoedatzo?, vroeg ik. ‘Maar Niet bij brood alleen, van Doedintsev, dat hebt u toch vertaald?’ Een typerend misverstand. ‘Niet bij brood alleen’ was indertijd (1956) een opzienbarend, het Stalinistische communisme attakerend boek. De Bezige Bij zou het uitgeven, ik zou het vertalen. Het bleek toen dat Pegasus de rechten al geclaimd had, maar alles duidde erop dat deze communistische uitgeverij niet van zins was het boek werkelijk onder Nederlandse ogen te brengen. De Bezige Bij werd voor de rechter gedaagd, het werd een geruchtmakende zaak, Pegasus kreeg gelijk, maar was wel genoodzaakt geweest te verklaren dat het voor een integrale vertaling zou zorgen. Er werd toen een nieuwe uitgeverij gesticht die niet bij de officiële organisatie was aangesloten, en mijn ‘niet-communistische vertaling’ (zoals er op het omslagbandje met potsierlijke nadruk stond) kwam nog net iets eerder uit dan die van Pegasus. De Pegasus-vertaling mocht echter in de boekhandels verkocht worden, de ‘piraten-vertaling’ niet. Veel ruimte voor misverstand was er dus niet; men hoefde maar een boekwinkel binnen te stappen om op de hoogte te raken. Toen ik een en ander aan de hand van documenten de rechercheur had aangetoond, maakte hij een enigszins verslagen, ontmoedigde indruk. ‘We hadden dit bericht van een mevrouw telefonisch doorgekregen’, zei
hij verontschuldigend, en hij zou het meteen uit het dossier lichten. Ik heb geantwoord dat ik het prettig zou vinden als hij dat wilde doen, hoewel ik geen plannen had naar Amerika te gaan.
De laatste tijd heb ik niets meer van alle, mij tegenwerkende bureaux vernomen; een veeg teken wellicht. Ik vrees wel, dat Gans' kwalificatie ‘een gewillige gast van het regime’ zijn weg naar een van de dossiers gevonden heeft, want met mensen die ook maar in enigerlei contact met de Russische taal staan kan geen risico worden genomen. Ik ben mij dat bewust. Wat me wel een beetje hindert is, dat mijn bewering in H.W. dat Djilas in eigen land als een querulant wordt beschouwd in twijfel wordt getrokken. Gans noemt dit ‘scheefmakerij’ (‘What's in a name? A wordplay’ - Shakespeare). Helaas, mijn ervaring wil het niet anders. Gans zegt dat Djilas geofferd is voor de opnieuw ontluikende handel met Rusland. Uit deze gedachte spreekt een beetje teveel handelsgeest. Zoals men weet liggen Joegoslavië en Albanië al jaren met elkaar overhoop. Communistisch China steunt nu Albanië als gebaar tegenover Rusland, dat als tegengebaar Albanië in de doofpot heeft gestopt. Een en ander heeft meegebracht, dat Communistisch China ook bijzonder onaangenaam optreedt tegen Joegoslavië, en het laat zich dus denken dat Joegoslavië steun zoekt bij Rusland voor zover het zijn positie in de gistende communistische wereld betreft. Niet omdat de Joegoslaven hoeven te vrezen dat Communistisch China hun land gewapenderhand onder de voet zal lopen, maar omdat Tito c.s. de Joegoslavische vorm van communisme zo niet ingevoerd, dan toch erkend wil zien als een acceptabele vorm van communistisch bewind. Rusland is daarbij de grootste steun, vooral na het demasqué van Stalin en de gebleken zwakke economie van de meeste communistische staten. Rusland moet dus vooral niet geïrriteerd worden. Joegoslavië zit nu eenmaal in een moeilijke positie waarin gemanoeuvreerd, om niet te zeggen geschipperd moet
worden. De Verenigde Staten heeft via de Senaat vorige week laten weten, dat communistische landen geen steun meer mochten ontvangen, behalve Joegoslavië en Polen, die de landbouwoverschotten kunnen krijgen. Ook al een manoeuvre die Joegoslavië als het witte voetje van het Witte