Korte commentaren
Onvoorzichtigheid
In het H.W. van 23 mei 1962 schreef ik: ‘Het Nederlandse volk als geheel misgunt Soekarno Nieuw-Guinea van harte, maar zodra er ook maar één Nederlandse “jongen” sneuvelt voor die Papoea's, is de lol er definitief af. Zo koloniaal denken ze wel.’
Vorige week was het dan zover: de eerste twee Nederlanders gesneuveld. Het gaf me een schok, gedachten als: ‘Je zal het zelf maar zijn’ en ‘Het zal je man maar zijn’ hielden me de hele zondag bezig, zelfs de gedachte: ‘Het had Nuis wel kunnen zijn’ benauwde me, hoewel ik geen speciale redenen heb me juist om hem bezorgd te maken. Integendeel, maar ik heb hem wel eens gesproken, en hoezeer het hemd nader is dan de rok (een leuze, besef ik nu, die ook in de klassestrijd zijn dienst had kunnen bewijzen, maar in dit geval letterlijk genomen dient te worden) merkt men pas als het gaat om leven en dood. Ik meende dat het bericht een verpletterende indruk zou maken op het Nederlandse volk, en dat het einde van de strijd op Nieuw-Guinea nu wel nabij zou zijn. Maar ik vergiste me. In de nogal talrijke kranten die ik die maandagochtend in handen kreeg, had geen het bericht de moeite van een opvallende opmaak waardig gekeurd. Het leek wel of de vliegramp bij Parijs daarbij ‘behulpzaam’ was geweest. Met een prijzenswaardige objectiviteit hadden de meeste kranten dit ongeluk met het groter aantal slachtoffers een prominenter plaats gegeven dan de twee gesneuvelde Nederlanders. Het Parool vond zelfs iets over de S.E.R. het belangrijkste gebeuren, en een andere krant had de kop zo koelbloedig neutraal gehouden: ‘Eerste verliezen gemeld in Nieuw-Guinea’ i.p.v. ‘Twee Nederlandse dienstplichtigen gesneuveld’, dat men er gemakkelijk overheen las. Vanwaar die prudentie? Omdat het een normaal offer was dat in de strijd voor vrijheid en recht zonder ophef gebracht dient te worden? Omdat men, als men veel aandacht had besteed aan de twee gesneuvelde Nederlanders, voor de buitenwacht evenveel aandacht had moeten besteden aan die ene doodgeschoten Papoea, die immers ook een Nederlands
onderdaan was? Of geneerde men zich, omdat men daarvóór met zoveel gemak over de gesneuvelde Indonesiërs had gesproken, alsof zij, misleid door hun spreekvaardige leider, niet evenzeer slachtoffers als agressors waren? Afgaand op de kranten, moet het Nederlandse volk de verliezen (deze zondag is er weer een gesneuvelde gemeld) wel berustend en met een verzuchting van ‘It's all in the game’ hebben opgenomen. In één krant slechts (maar ik lees ze niet allemaal, slechts de meeste) heb ik iets van human interest in de gesneuvelden gelezen. Het was De Telegraaf die meldde dat de gesneuvelde Amsterdammer in zijn laatste brief had geschreven dat hij de door zijn ouders opgestuurde sigaretten niet had kunnen laten inklaren omdat de invoerrechten te hoog voor zijn soldij waren. Misschien moet men het wel prijzen in onze kranten dat zij zulke tragisch gesneuvelden weigeren als hefboom te gebruiken voor een ander regeringsbeleid. De indruk van onverschilligheid is dan echter niet te vermijden. Als het mijn man of mijn zoon was geweest die voor deze uitzichtloze politiek geofferd was, ik geloof dat ik moord en brand zou hebben geschreeuwd. Aldus niet het Nederlandse volk.
N.S.