schenkt iemand een bijzondere positie in de samenleving. En een ministerschap kan iemand materieel zo plotseling doen stijgen, dat het einde een soort nachtmerrie wordt. Oud-ministers ziet men zelden meer in de Tweede Kamer terugkeren. Macht gaat in het begin gepaard aan een werkelijk idealisme, maar vrijwel geen politicus, of hij moet van een zeer bijzondere kwaliteit zijn, ontkomt ten slotte aan het zelfbedrog, dat hij door zijn routine onmisbaar is geworden, dat hij alleen de zaken kent en dat de opposanten binnen zijn partij tè idealistisch en tè naïef zijn.
De Engelse socialist R.H.S. Crossman heeft jaren geleden, toen hij zelf ‘rebel’ was in de Labour Party, ‘Gresham's law of democratic politics’ geformuleerd: ‘Political principle is always corrupted by office or prospect of office’.
Tussen de bestuurders in hun positie ontstaat een band, zij gaan een clan vormen, die steeds verder van de kiezers komt af te staan en die ten slotte de kiezers negeert. En door een maatregel als het centrum van staatkundige vorming voorstelt, kunnen zij elke actieve oppositie binnen een partij beknotten. Al is de maatregel in theorie tegen belangengroepen of regionale groepen gericht, in de praktijk zal het middel erger zijn dan de kwaal.
Het aantal Tweede-Kamerleden (de vertegenwoordigers in het politiek meest verantwoordelijke lichaam), dat openlijk blijk geeft van een volstrekt onafhankelijke houding ten opzichte van een bepaald partijstandpunt, is in ons land snel geteld. Opmerkelijk is dat de socialisten, van oudsher de best georganiseerde partij, nog de meeste ruimte biedt aan dissidenten. Scheps mag in de kwestie Nieuw-Guinea als politiek individu optreden en zijn fractiegenoten Schurer, Koopman en Franssen hoeven hun pacifistische gezindheid niet te verbergen, die hun overigens op het laatste partijcongres door Ruygers en onlangs nog in Vrij Nederland door de onparlementaire medewerker als een soort doodzonde werd aangewreven. De antirevolutionairen leggen dissidenten ook het zwijgen niet op, maar in de andere fracties hoort men zelden of nooit een afwijkend geluid in belangrijke kwesties.
De VVD is het slechtste voorbeeld. Oud heeft zo een macht over zijn fractie, dat zij al zijn persoonlijk geschapen compromissen slikt, zelfs in de zaak-Visser, die de fractie zelf (met behulp van het partijbestuur) tot een laaiend vuurtje had opgestookt. Als er één partij is, waarvoor het uitbrengen van voorkeurstemmen op laaggeplaatste kandidaten heel gezond zou zijn, is dat wel de VVD. Het is de enige manier voor de trouwe liberale kiezers om iets van hun ontstemming te tonen. Hoe zou het partijbestuur hierop reageren?
Bij de KVP, waar dissidenten naar links en naar rechts zitten, merkt men in de Kamer vrijwel niets van enig verschil in opvatting. De ietwat vooruitstrevende mr De Graaf, links in de kwestie-Nieuw-Guinea, heeft zich in het dagblad De Gelderlander eens tot uitspraken laten verleiden (nooit in de Kamer!) maar is in het gareel teruggekeerd; en van de heren Welter, A.E.M. Duynstee en Van Rijckevorsel, die allen tegen het plan-Bunker zijn, hoorde men bij het laatste debat over Nieuw-Guinea geen woord. Op zijn minst hadden zij kunnen verklaren, dat Blaisse niet namens hen had gesproken toen hij het plan aanvaardbaar achtte als basis.
Welter geeft zijn oordeel liever in Elsevier. Van Rijckevorsel doet het in vergaderingen van Door de eeuwen trouw. Terecht, want in partijverband moeten zij kennelijk zwijgen. Van grote nuanceringen binnen de fracties merkt men niet veel meer. Ze zijn er wel, maar ze moeten verborgen blijven en daar schikt men zich in. ‘Political principle is always corrupted by office or prospect of office.’
Een gekozene is geen verantwoording meer schuldig aan zijn kiezers, maar aan zijn partij. Deze tendens zat al onmiddellijk in het evenredige stelsel, na de oorlog heeft zij zich versterkt en onder het bewind van het kabinet-De Quay neemt zij groteske vormen aan. De macht van het parlement heeft zich verplaatst naar de partijen (en dit geldt vooral voor de regeringspartijen), die in de moderne sociale staat nu eenmaal krachtig en goed georganiseerd moeten zijn, maar die helaas steeds meer worden beheerst door een kleine groep zelftevreden machthebbers, door een statische oligarchie.
En daarbij komt dan nog, dat de parlementaire openbaarheid beperkter is geworden door het commissiewerk en dat zelfs beslissingen in de binnenkamer worden bereikt op een volkomen ondemocratische manier, zoals bij de algemene kinderbijslagwet, die een stuk wetgeving is geworden waarover de volksvertegenwoordiging zich diep behoort te schamen.
Wanneer men ten slotte ook nog de voorkeurstemmen elke betekenis wil ontnemen, wordt de democratische partij zelf een aanfluiting van de democratie. Het roomskatholieke denkbeeld is erg gevaarlijk. Ik hoop dat er in de praktijk niets van terecht komt.