Hollands Weekblad. Jaargang 4(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De roos en haar blaadjes Een laatste roos bloeide, omdat zij daartoe nog zes blaadjes had. Die zaten samen, bol en bloot en van de koude donkerrood. De platte bladeren der platanen hingen reeds neer om los te gaan en gingen los, en zwierden neer. Ook reeds in zonnig, windstil weer. Neer ook moesten na een poos twee blaadjes van de late roos. Zo bloeide zij geluidloos door. Daar had zij nog vier blaadjes voor. Zo gestorven als maar kon stond hoog, diep gras nog in de zon. Toen knakte het en raakte langzaam de aarde aan als met één wang. De roos raakte tegelijkertijd twee blaadjes, een, twee blaadjes kwijt. Ze lagen plotseling gezond maar dood beneden op de grond. De dagen werden kort, vergeeld. Slechts in de huizen werd gespeeld. De roos, nu bijna menselijk oud, bloeide nog, maar innig koud. Twee vlerkjes rood en een buikje groen daar kon zij het blijkbaar ook mee doen. De sneeuw viel. In de verte snel; vlakbij zweefde hij evenwel. De roos ook sneeuwde levensgroot met haar twee blaadjes. Een. Twee. Rood. Ach dacht zij, nu heb ik dus niets. Toen bloeide zij maar zonder iets. Moraal: Wie het bloeien heeft verleerd doet zeer waarschijnlijk iets verkeerd. Vorige Volgende