pagina 3: ‘Het is gemakkelijk, om na dreunend tromgeroffel onder onstuimig en wild wapperende rode vlaggen de loodzware en verschrikkelijk gecompliceerde verantwoordelijkheid van de regering op grond van krantenverslagen te reduceren tot een kwestie van al of niet door de knieën gaan, maar zulk een versimpeling en mistekening van de situatie is voor een wetenschappelijk man en voor een christen ontoelaatbaar.’
Als economist komt het mij voor dat een zuiniger gebruik van stijlwaarden en emoties doelmatiger zou zijn. Des schrijvers uitlatingen verkeren in de fase der toenemende minderopbrengsten. Maar afgezien daarvan typeert deze uitlating meer de schrijver dan de oppositie. Voor mij is zij een oefening in christelijke zelfbeheersing.
De grote bedreiging van het parlement is dat daar de problemen niet werkelijk uitgediscussieerd worden en slepende blijven. De reden kan zijn dat regering en kamermeerderheid de problemen waar zij geen oplossing voor weten in het parlement niet gesignaleerd willen hebben. Het parlement werkt kennelijk onder censuur. De ervaring met het plan-Bunker is indicatief. Een sterke, politiek overtuigde en agressieve regering schuwt het parlement niet. Zij drukt de oppositie na opening van zaken op de concrete problemen, om deze aldus te dwingen haar eigen verantwoordelijkheid in creatieve alternatieven gestalte te geven.
De oorzaak van deze houding is wellicht van historische aard. Zien we het goed dan treedt een accentverschuiving op van de ideologische belichting naar de zakelijke aanpak der dingen, een toenemende concentratie van de aandacht op dat wat werkelijk in concreto relevant is. We zien dit proces, dat reeds voor de oorlog intrad, als een evolutie naar effectievere verhoudingen.
De huidige regering vormt naar haar ondergrond echter een zekere terugval. De regeringsverklaring muntte uit in een nietszeggende sociale filosofie, die werd ingezet tegen een vermeende, niet meer bestaande vijand. Tot overmaat van ramp blijven concrete uitkomsten van deze filosofie uit, en kan dat wat aan werkelijk eigen concreet beleid werd gevoerd in een enkel geval nauwelijks, in een ander geval in het geheel niet tot die filosofie worden herleid.
Ons politieke leven maakt een kentering door. De kans een confessionele politiek te voeren met een eigen karakter dat verder gaat dan een vrijblijvende gratuite beginselverklaring is andermaal gegeven, doch tot dusver door overigens begrijpelijke onmacht niet gegrepen. Ook de politicus die christen is komt in de praktijk voor concrete keuzen te staan waarvoor hij de verantwoordelijkheid niet kan afwentelen op een al of niet systematisch uitgewerkt geheel van beginselen. Ook hij moet vuile handen maken en kan de ogen niet sluiten voor de diepe breuk tussen zijn en behoren, die niet met formules te overbruggen valt. Juist hij zou die breuk diep moeten beleven.
Sommige partijen staan voor de taak met de confessie als bindmiddel tegenstellingen binnen de partij zo niet vroegtijdig te smoren dan toch dermate aan elkaar te breien, dat een kleurloze grootste gemene deler naar buiten kan worden gebracht. Het gevolg is, dat juist die zaken die in het parlement voluit discussie behoeven vooraf geëlimineerd worden. Confessionele partijen censureren het parlement in naam der confessie. Zo heeft bijvoorbeeld geen enkele confessionele partij een duidelijke opvatting van wat een redelijke verdeling is. Met betrekking tot de bevordering van bezitsvorming komt men niet substantieel verder dan een eensgezind opgestelde lyrische considerans, omdat deze bevordering ten koste van niemand mag gaan. Men wil blazen en het meel in de mond houden. De confessie blijkt te paralyseren in plaats van te verdiepen.
Een hergroepering van de politieke partijen overeenkomstig de aard van de bestaande actuele problematiek zou een doelgerichte besluitvorming ten goede komen en de mogelijkheid scheppen regeringen te vormen die niet bij voorbaat verlamd zijn en mitsdien geen behoefte hebben het parlement te censureren. Daar staat echter tegenover dat de confessionele politiek ons volk als 't ware aangeboren is. Een uitsluitend zakelijke partijenformatie past niet bij ons volk, en dat niet alleen om historische redenen. Zou een dergelijke formatie werkelijk doorbreken, dan zou een verlies aan georganiseerd-levensbeschouwelijk bevruchten van politieke visies betreurd moeten worden. Zo gezien is het probleem van de meest wenselijke partijenformatie verwant aan dat van de kwadratuur van de cirkel.
Men zou reeds ver gevorderd zijn indien van beide zijden dit dilemma, al was het alleen maar als feitelijk gegeven, volledig onder ogen werd gezien. En wat de uiteindelijke oplossing betreft komt het ons, zij het ook voorshands vagelijk, voor dat zij gezocht zou moeten worden in de