bij ieder woord dat uit Parijs tegen hun Europa wordt gehoord, maar als diezelfde geluiden ook uit Londen komen zwijgen zij onmiddellijk en laten zij het omvangrijke hoofd gedwee zakken op de schouders van dear old Mac.
Mijn conclusie: Spaak en Luns bedriegen zichzelf en de wereld als zij zich opstellen als de kampioenen van de Europese éénwording. Zij hebben in feite geen enkele mening over Europa omdat, zoals uit Spaak's interview kan blijken, zij zeggen iets met hartstocht te verdedigen terwijl zij, zonder enig innerlijk protest, op het tegendeel daarvan aansturen.
- Qu'y a-t-il de contradictoire dans ma position? J'ai beau m'interroger, je n'y vois rien que de tres normal, verklaarde Spaak nog.
Het is waar dat wanneer Engeland en Frankrijk het er over eens zijn dat er géén supranationaal Europa moet komen, het onzin is om te verwachten dat het koppel Spaak-Luns zijn idealen toch tot werkelijkheid zou kunnen maken. De tegenstrijdigheid in de houding van België en Nederland schuilt daarin dat men hetzelfde standpunt van de één ‘nationalistisch’, ‘verouderd’ en wat al niet noemt, terwijl men het van de ander zonder meer accepteert. Na de laatste persconferentie van De Gaulle sprong Spaak in Straatsburg van zijn stoel en riep: ‘En certains moments, je m'en excuse, quand on me parle de réalisme et de réalités politiques, je perds mon calme, mon sangfroid, et je me sens prêt à toutes les audaces’. Maar toen Hugh Gaitskell enkele dagen tevoren in een radiorede die de ‘Europeanen’ bezwaarlijk als muziek in de oren kan hebben geklonken Engeland's toetreding tot de Zes wilde reduceren tot een Engelse belangenkwestie, bleef Spaak, heel wat minder audacieus opeens, zitten. En in een Nederlands blad dat De Gaulle voortdurend zijn ‘19e eeuws nationalisme’ verwijt, werd Gaitskell's rede geprezen als een voorbeeld van heldere bedachtzaamheid, want niet alleen voor Spaak, maar ook voor onze dagbladen geldt dat wat onvruchtbaar nationalisme is in Calais, in Dover plotseling
realisme en eerbied voor de feiten heet. Van tweeën één: óf men zet de strijd voor een supranationaal Europa voort, óf men houdt, als men éénmaal, zoals Spaak-Luns, voor een Europe des patries mét Engeland ijvert, op met jengelen dat de generaal in Parijs alleen maar een Europa van de nationale staten wil.
Het moet toch al zo weinig overtuigend klinken als wij ‘nationalist’ blijven jouwen tegen de man die door Léopold Senghor de grote bevrijder van zwart Afrika werd genoemd terwijl wij zelf nog met Nieuw-Guinea zitten. En de Belgen, zouden die al iets veranderd hebben aan hun weinig eervol optreden als kolonisatoren als de aan Congo grenzende Franse gebieden in 1958 niet hun onafhankelijkheid van de bekende 19e eeuwse dromer uit Colombey-les-deux-Eglises hadden gekregen?
Maar proberen Spaak en Luns misschien, door druk uit te oefenen op Frankrijk, Engeland's toetreding te vergemakkelijken? Doen wij er niet beter aan de zaak minder principieel, meer vanuit de politieke opportuniteit te bezien? En voelen Spaak en Luns in zoverre de situatie niet juist aan dat het Franse verzet tegen het supranationale Europa in wezen gevaarlijker, want agressiever chauvinistisch is dan dat van Engeland, dat alleen gehinderd wordt door een gentlemanlike conservatisme?
Er strekt, geloof ik, veel waars in het laatste, maar anderzijds mag ook niet vergeten worden dat in Frankrijk, behalve groter gevaren, ook meer mogelijkheden voor een verenigd Europa leven. Er is, wat in Engeland vooralsnog ontbreekt, een krachtige pro-Europese, anti-nationalistische stroming in de publieke opinie. Karl Marx, wiens concrete politieke inzichten nog vaak zo verrassend actueel zijn gebleven, was van mening dat, als het er op aan kwam, van de twee meest chauvinistische volken van Europa het de Engelsen waren