Korte commentaren
Derde programma
De omroepverenigingen voelen iets voor een derde programma. Men weet dit sinds de heer J.B. Broeksz heeft gesproken in de verenigingsraad van de Vara, waarvan hij bezoldigd bestuurder is. De heer Broeksz is onbezoldigd bestuurder van de Federatie van Omroepverenigingen, van de Nederlandse Radio Unie en van de Nederlandse Televisie Stichting. Men krijgt wel eens de indruk dat hij onbezoldigd bestuurder is van alle grote omroepverenigingen. In elk geval is hij een man van gezag in Hilversum. Als hij zegt dat de omroepverenigingen een derde programma willen, dan is dat zo.
Waarom de heer Broeksz en de omroepverenigingen zo plotseling een derde programma (dat er al lang had kunnen zijn) willen, hoewel zij het tot voor kort principieel hebben afgewezen, is niet geheel onduidelijk. De staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschappen heeft immers aan de commissie voor radio- en televisiewetgeving gevraagd hem van advies te dienen inzake het karakter en de exploitatievorm van een derde programma. De staatssecretaris heeft rekening willen houden met de mogelijkheid dat het niet aan de omroepverenigingen toegewezen zou worden. Toen moesten de omroepverenigingen wel hun eisen stellen.
Wat de heer Broeksz zich van een derde programma voorstelt is bekend. Wel cultureel, maar niet voor een culturele elite. Dan zou immers het grote publiek van de Vara en de andere clubs - proletariës aller zuilen verenigt u! - worden vervreemd van het cultuurbeeld van de Gooise amateur-paternalisten. De heer Broeksz had bovendien een sterk argument bij de hand: in het derde programma zou de VPRO de uitbreiding van zendtijd kunnen krijgen die hem in de huidige programma's niet gegeven kan worden, maar waarop hij toch recht geeft.
Het is te grootmoedig, en daarom gelukkig volkomen doorzichtig. Van de intelligente senator Broeksz had men een handiger zet mogen verwachten. Dat een derde programma voorziet in een behoefte, al is het dan misschien maar de democratisch gerechtvaardigde behoefte van één à twee procent van het Nederlandse volk, staat vast. Dat de omroepverenigingen, met hun beperkt cultuurbeeld, in deze behoefte niet kunnen voorzien is al zeer lang duidelijk. Ik hoef het hier niet toe te lichten.
Dat er andere mogelijkheden zijn voor de exploitatie van zo'n derde programma heb ik in het H.W. al een paar maal uiteengezet. Het zou tegen wat de heer Broeksz noemt de ‘culturele elite’ - vroeger heb ik dat woord ook wel gebruikt, het staat me steeds meer tegen - van ons volk pleiten als er in Den Haag al niet lang een concessie-aanvraag was gedaan; als er bij de commissie-Scholten al geen uitgewerkte voorstellen lagen. (Dat ik hierbij niet doel op de aanvraag van Algemeen Handelsblad en Telegraaf is duidelijk).
H.S.