Hollands Weekblad. Jaargang 3(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De neushoorn en de olifant Een neushoorn en een olifant stonden in Somaliland. Rond hen was een zee van vee en die graasde razend om hun tweeën. ‘Wij’ fluisterde de neushoorn luid ‘sterven van honger, laat staan uit.’ ‘Ja’ mompelde de olifant, ‘hier is iets runderigs aan de hand; ging ik verloren in die horde dan zou ik straks gemolken worden! Kortom, sta vast, wees onbevreesd en alleranderst dan die beesten.’ ‘Mag ik uw slurf even lenen? er is iets bij mijn hoorn aan het wenen; het is mijn uiterst kleine oog’ sprak de neushoorn, ‘veeg het droog?’ De olifant schetste naast het natte plekje een soort komma en hervatte: ‘Welnu, waar blinken wij in uit? In de dwarse doorsnee onzer huid. Vooral in Angstroms uitgedrukt is die een uiterst groots produkt. Laat ons dus niet de huid behaarder maken, daarentegen zwaarder.’ Dit dan deed het somber stel, en spoedig was het louter vel van oppervlak tot ingewanden, louter vel en enkele tanden. Men kan ze daar nu nog zien staan proberen te vergaan Moraal: De grootsheid van het nooit-bewegen daar kan men levend niet goed tegen, doch na de dood is zij alras verkrijgbaar en komt goed van pas. Vorige Volgende