Let's make a university
C.E. Vervoort
(Dit is het eerste van een serie stukken over ‘het conservatisme van de Nederlandse student’)
Enige jaren geleden bezocht een groep studenten uit West-Berlijn een Nederlandse universiteit. De officiële representanten van het plaatselijke studentendom waren, zoals het hoogwaardigheidsbekleders betaamt, zeer bezet en slechts in de gelegenheid de Duitse gasten te ontmoeten tijdens een voetbalwedstrijd, waaraan zij door hun aanwezigheid de nodige luister dienden bij te zetten. Dat de aanblik van een aantal welgesneden jacquetten op een zeer warme dag de lachlust van de Duitsers opwekte was volmaakt begrijpelijk, maar deed tevens de eerste contacten wat stroef verlopen. Toen vervolgens, tijdens een zich moeizaam ontspinnende conversatie, bleek dat geen der officiële representanten op de hoogte was van het feit dat Berlijn in Oost-Duitsland ligt, viel er een dof stilzwijgen, waaruit beide partijen pas door het eindsignaal van de scheidsrechter werden verlost.
Wie behoefte voelt het politieke onbenul en het conservatisme van de Nederlandse student te illustreren heeft een dergelijk verhaaltje altijd wel bij de hand. Het is gewoonlijk nog waar ook. Maar als illustratie deugt het niet helemaal meer. Want ‘de Nederlandse student’ bestaat gelukkig niet meer. Die was al op z'n retour in de tijd dat Klikspaan een norm stelde waarnaar ook toen reeds het merendeel der studenten, hetzij door gebrek aan middelen, hetzij door een tekort aan inventiviteit en fantasie - vooral het laatste - vergeefs reikte. Die norm is allerminst vergeten, maar voorzover zij nog wordt beleden en in practijk gebracht geschiedt dat met hetzelfde geweten als dat waarmee de calvinist van de zegeningen van de welvaartsstaat profiteert.
Tot op zekere hoogte is dat jammer. Een groep van ronduit conservatieve jongeren zou in onze samenleving, waarin de progressiviteit zo onuitstaanbaar bon ton dreigt te worden dat zelfs de sociale strijd weer moet worden aangeprezen, zeker niet misstaan. Maar dan bij voorkeur een eerlijk en rondborstig conservatisme, niet van dat aangelengde en opgelegde dat alleen maar een door dik en dun verdedigen van het eigen standje is.
Wanneer Nederlandse studenten - niet te verwarren met ‘de Nederlandse student’ - zich officieel roeren, ontstaat gewoonlijk een merkwaardig brouwsel. Aan de ene kant is het volmaakt duidelijk dat de status quo in de universitaire wereld te prefereren valt boven welke verandering dan ook. Maar aan de andere kant, als er dan toch veranderd moet worden - daaraan schijnt immers niets en niemand meer te kunnen ontkomen - dan in 's hemelsnaam niet zó, maar zó. Het tweede zó staat voor een wijziging waarvan iedereen bij voorbaat weet dat zij onmiddellijk een zachte dood zal sterven op haar lijdensweg door het ambtelijk apparaat, de universitaire wereld, of in de armen van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen himself. Ten overvloede worden dan nog de pressiegroepen van