was in mijn ogen altijd goed geweest en Le Sacre was dan toch maar een onverslijtbaar stuk muziek. Het meeste van zijn latere werk zei mij niets, maar ik had het hem altijd vergeven en zonder emotie de knop van de radio omgedraaid, de plaat afgezet of het concert vermeden. Dat waren vergissingen die er niet toe deden, die verdampten bij de gedachte aan Le Sacre, Petrouchka, Les Noces. Hij mocht dan 79 jaar oud zijn, ook dat zou wel meevallen. Hij had in 1913 het deftige Parijse gepeupel getrotseerd, daar zou toch nog wel iets van te zien zijn. Het programma was onaantrekkelijk, maar ook daar ging het niet om, ik praatte alles goed, ik wou erheen.
Toen het eindelijk zover was kwam er wel geduld bij te pas want hij zou alleen het tweede gedeelte van het programma dirigeren. We waren er al vroeg, je kon tenslotte nooit weten. Het publiek kwam traag binnen. Het was allemaal zo duur dat het een onvervalste societygebeurtenis was geworden en dat vertraagt het binnenkomen altijd aanzienlijk. Na verloop van tijd gingen er lampen aan die in de zijmuur gemonteerd waren en die hevige zoeklichteffecten maakten door het opgejaagde stof. Uit de coulissen kwam een man die een beetje bij de microfoon ging staan schutteren. O jezus, dacht ik, dat ontbreekt er nog maar aan: de voorzitter van de vereniging heet alle aanwezigen hartelijk welkom en hoopt dat het een mooie nee een onvergetelijke avond zal worden. Maar het lag anders. Het programma zou enige wijzigingen ondergaan, zei hij, no. 2 moest één plaats naar voren worden opgeschoven, no. 1 drie plaatsen naar beneden enz. Het klonk ingewikkeld, maar toen we naar zijn aanwijzingen ons programma volgetekend
hadden met lijntjes en pijltjes bleek dat Strawinsky in plaats van de aangekondigde twee maar één stuk zou dirigeren, Le Baiser de la Fée. Hij is ook zo oud, dacht ik, zonder het nog te geloven.
De lichten gingen uit en de muziek begon, eerst God Save The Queen om de vingers los te maken. De helft van het publiek was toen nog niet binnen. De kaartjescontroleurs, getraind in het bioscoopwerk, dachten er niet aan om de deuren dicht te doen zoals dat bij een concert gebruikelijk is, maar begonnen katachtig heen en weer te springen en met zaklantaarns door de zaal te flitsen. Ik was daar eerlijk gezegd wel blij om, want de muziek (Ode, elegiacal chant in three parts, van 1943) was van zo'n dofheid dat elke afleiding welkom was. Het was gelukkig ineens uit. Daarna kwam er een opleving, Symphonie voor blaasinstrumenten, een boeiend puntig stuk met verrassende klankcombinaties. Toen Jeu de Cartes, en dat lijkt me wel het dieptepunt. Een heel dun muziekje dat nooit op gang komt en maar blijft horten en trekken, zonder enige spanning of kleur, zonder iets. Ik had het wel eerder gehoord, in een radiouitzending en op een plaat, maar dan kun je erbij roken of drinken of praten en dan hinkelt het zo'n beetje op de achtergrond als een kind dat niet echt vervelend is maar dat je toch in de gaten moet houden. Als je in een zaal zit waar dit alles niet mag en waar je niet kunt gaan verzitten zonder te kraken of twintig stoelen om je heen in beweging te brengen wordt het heel anders. Het werd een marteling, ik kreeg het benauwd, wou eruit maar durfde niet, probeerde te begroten hoe lang het nog zou duren, trachtte mezelf bezig te houden door de citaten en ontleningen thuis te brengen, overwoog een schandaal te beginnen door te roepen dat het niks was, maar deed tenslotte niets dan wachten op het einde. Wie het mooi vindt heeft geen smaak, en daar valt eigenlijk niet over te twisten, al hebben we dat in de pauze toch nog gedaan, met een paar alleseters. In elk geval raakte ik daardoor de geblokkeerde emotie kwijt, zodat ik weer braaf en schoon in de rij kon gaan zitten. Dat was afgehandeld, nu kwam
hij zelf.
De zijlichten gingen weer aan. Een ervan begon onrustig over het podium te zoeken naar het hoekje waar hij uit moest komen. In het orkest ontstonden kleine bewegingen, violisten en cellisten schoven hun stoelen een paar centimeter naar achteren en trokken hun voeten terug, zodat zich een paadje begon af te tekenen, van de dirigeerstoel schuin over het podium naar het zoeklicht in de hoek. Het was een ademloos ogenblik, het