Tentoonstellingen
Verreweg de belangrijkste tentoonstelling van de talloze exposities die op het ogenblik worden gehouden, is de collectie ‘Italiaanse tekeningen in Nederlands bezit’ in het museum Boymans-Van Beuningen te rotterdam, beginnend met enkele 14de eeuwse anonimi en eindigend met de grote Venetianen van de 18de eeuw. Een aanzienlijk deel van de ruim tweehonderd werken komt uit de verzameling Frits Lugt (Institut Néerlandais) te Parijs, de rest uit Nederlandse musea en uit enkele particuliere collecties. Wat ons land tekort komt aan Italiaanse schilderijen wordt gecompenseerd door het indrukwekkende bezit aan tekeningen. Het feit dat de Italiaanse musea zelf nauwelijks kans zien een tekeningen-tentoonstelling van dit niveau samen te stellen, zegt genoeg. Op een enkele uitzondering na (Botticelli bijvoorbeeld) zijn alle grote tekenaars in Rotterdam vertegenwoordigd; ik noem slechts Pisanello, Leonardo, Raphael, Michelangelo en Titiaan, Guercino, Tiepolo en Guardi. De expositie die eerst in Parijs te zien is geweest, blijft tot 3 juni in Rotterdam; van 10 juni tot 22 juli is zij aanwezig in het Museum Teylers te haarlem.
Een zekere parallel met deze tentoonstelling, wat althans één periode betreft, vindt men in het prentenkabinet van het Rijksmuseum te amsterdam waar tot 5 juni Italiaanse prenten uit de 17de eeuw zijn opgehangen. De Italiaanse prentkunst uit de 18de eeuw is meer vermaard maar het wordt hier voldoende duidelijk dat de etsers en graveurs uit de voorgaande eeuw vaak niet minder belangwekkend zijn. Grote aandacht verdienen vooral de speelse Florentijn Stefano della Bella, de door Rembrandt beinvloede Castiglione uit Genua en de soms wat zwaar op de hand zijnde Pietro Testa.
Het Stedelijk Museum wijdt aandacht aan de Engelse schilderes Marlow Moss die Mondriaan diep heeft bewonderd maar niet altijd even goed begrepen, en aan J. Stekelenburg die zich voornamelijk inspireert op auto's en deze in semi- of hele abstracties, en volstrekt ontdaan van stroomlijn, op het doek brengt. Evenals deze exposities duurt de tentoonstelling ‘Mensen in de oorlog’ (uitstekende en dikwijks ontstellende foto's van Robert Capa) tot 30 april.
In het Prinsenhof te delft is voor de elfde maal de ‘Contour onzer beeldende kunsten’ ondergebracht. Dit keer gaan de ismen harmonisch samen, in tegenstelling tot het voorheen gevolgde principe waarbij het ene jaar de nadruk werd gelegd op de figuratieven en het andere jaar op de nonfiguratieven. Opvallende persoonlijkheden van Contour 1962 zijn o.a. de superrealisten Drayer en Westerik, de grotendeels abstracte schilders Van Heel en Lampe, de graficus Ap Sok en de beeldhouwers Jonk, de Jong en Rooyackers (tot 7 mei). Tenslotte kan men in de leidse Lakenhal een tentoonstelling van schilderijen en aquarellen van Johan Buning bezoeken (tot 8 mei) en in het Stedelijk Museum van schiedam een expositie van de curieuze, ‘zondagsachtige’ schilder van precisie Michael Podulke (tot 23 april).