Autopsografie
H. Brandt Corstius
De oprechte autobiografie en de bulkende biografie zijn bekende genres. Maar aan Richard M. Nixon, ex-vice-president der Verenigde Staten, komt de eer toe beide soorten gecombineerd te hebben in een autobiografie die wel eens zijn politieke dood zou kunnen betekenen. Op het moment dat hij zich in de strijd voor het Californische gouverneurschap stort is zijn Zes crisissen verschenen. Een recensie van zo'n boek is onmogelijk. De stijl bijvoorbeeld kan Nixon niet aangerekend worden, maar voor de inhoud is hij verantwoordelijk. Wat zijn zijn zes crises?
1. De Alger Hiss-zaak, die hem zijn politieke start gaf. Hierin schrijft Nixon over de befaamde schrijfmachine van Hiss dat de FBI die in zijn bezit had en er kopieën op tikte. Tijdens het proces is dit door de FBI steeds hardnekkig ontkend. Hiss, die wegens meineed veroordeeld werd maar nu vrij is en in New York met postpapier leurt, ziet nu zijn kans voor een revisie.
2. In 1952 werd bekend dat enkele rijke Californische beschermheren een Nixonfonds van enorme omvang financierden. In zijn boek gaat Nixon volkomen voorbij aan de vraag of zoiets moreel wel toelaatbaar is. Zijn huiltoon begint in dit hoofdstuk en zal ons tot het einde van het boek in de oren klinken. Alle Republikeinen, inclusief Eisenhower, wilden hem als kandidaat voor het vice-presidentschap laten vallen. Maar Nixon koopt een uur televisie, vertoont zijn dochtertje, zijn hond en zijn tranen, en blijft aan.
Crisis nummer drie is de hartaanval van Eisenhower, en we moeten erkennen dat het van grote zelfkennis getuigt dat Nixon de kans dat hij president wordt als een crisis beschouwt.
Nummer vier komt wanneer Nixon in 1958 meent zijn ‘image’ te kunnen verbeteren door een reis naar Zuid-Amerika te maken waar hij op het nippertje levend vandaan komt. Geen ogenblik vraagt onze politicus zich af wat de oorzaken van het anti-Yankee gevoel kunnen zijn. Dit hoofdstuk bevat enige hilarische passages. Op een vliegveld aangekomen merkt onze held dat hij begroet wordt door een spugende massa. Het ergste, zo schrijft hij, is dat zijn vrouw net een nieuw rood mantelpakje aan heeft dat nu door Latijns speeksel bedekt wordt. Mevrouw Nixon loopt even later naar een afrastering toe en aait een meisje dat aan het spugen had meegedaan. Het meisje keert zich om en weent. Dit is de enige maal in het boek dat iemand anders dan Dick zelf huilt.
5. Men herinnert zich nog het ‘keukendebat’ op de Moskouse USA-tentoonstelling tussen Nixon en Kroestjef. In dit boek wordt onthuld dat het helemaal geen geïmproviseerd debat was, maar zorgvuldig voorbereid.
De zesde en voorlopig laatste crisis is natuurlijk de verloren verkiezingsstrijd. Over de voor hem vernietigende televisiedebatten zegt hij: de eerste verloor ik door slechte make up, de andere drie won ik. De ‘onthulling’ in dit hoofdstuk is dat volgens hem Kennedy door de CIA was ingelicht over de plannen voor het Cubaanse avontuur en daarom een invasie bepleitte. Hij, Nixon, moest toen vanwege het staatsbelang net doen of hij daartegen was. Dat heeft hem veel stemmen gekost. Dit zou een mooi