simpeler termen gebruikt (ten slotte wordt hij nog altijd geacht voor de K.A.B. te schrijven), zoals bijvoorbeeld: ‘In de rijen van de demonstranten zullen we veel blijde gezichten zien. Glimlachjes op de gezichten van jonge politieke nozems met baardjes. Voor hen is de optocht er terecht. Zij hebben gelukkig nog iets van het vuur, dat mensen van dezelfde leeftijd vroeger ook gehad hebben, wetend, dat ‘alles anders moet’. Te lang hebben zij moeten wachten tot er nu eens wat zou moeten gebeuren. Vanochtend kunnen zij eindelijk tegen elkaar zeggen: ‘Hé, jongens, kom mee, me gaone protesteren’.
Dit gebruik van plat-Nederlands is een vorm van hoogfijne ironie-op het niveau van Pietje Bel dan. Zo kan men ook spotten met het zonderlinge Nederlands van dr. De Kort, die geen politieke nozem is, maar fractieleider van de K.V.P. En jongelieden met baardjes heb ik ook op de partijraad van de K.V.P. gezien; één baardje sprak zelfs over de ambtenarensalarissen, maar dat waren natuurlijk geen nozems. Passiespelers vermoedelijk.
Statiger is dan toch het proza van Bruins Slot, een beetje harkerig stijf, maar correct: ‘Een politieke partij oefent politieke invloed, via verkiezingen, door actie in het parlement’.
Dit standpunt is te theoretisch. Een politieke partij is geen orgaan dat zich alleen maar in het parlement mag uiten, of in de perioden dat er verkiezingen op komst zijn. Een politieke partij mag altijd en overal actie voeren, als zij dat wil. Met welke middelen dat gegebeurt doet er niets toe, als die middelen maar legaal zijn en bijv. niet gericht tegen de veiligheid van de staat. In tijden dat het parlement elke partij haar kans geeft, dus ook de oppositie, zal de behoefte aan massale actie geringer zijn dan wanneer het parlement slecht functioneert, zoals nu in de kwestie-Nieuw-Guinea. Het is onzinnig om het parlement als een heiligdom te beschouwen waarbuiten een partij zich koest moet houden. Zelfs in Engeland, nog steeds het voorbeeld van een enigszins gave democratie, is dat nooit zo geweest. De bewering van Bruins Slot is formeel-opportunistisch. Als deze man consequent is, staakt hij onmiddellijk zijn buitenparlementaire journalistieke aanvallen op het kabinet, die niet overeenstemmen met zijn voorzichtige houding als fractievoorzitter in de Tweede Kamer.
De buitenparlementaire actie van Door de Eeuwen Trouw en van het Comité Zelfbeschikking zijn van hetzelfde kaliber. Zij vormen geen politieke partij en kunnen zich dus nergens anders uiten. Nee, maar op hun vergadering in Den Haag spraken vier Kamerleden, keurig verdeeld naar de loyale Kamermeerderheid: dr. Meulink voor de A.R.P., mr. Van Rijckevorsel voor de K.V.P., de gepensioneerde luitenant-generaal Couzy voor de V.V.D. en de heer Van de Wetering voor de C.H.U. Als deze Kamerleden daar spreken en openlijk kritiek oefenen op het plan-Bunker, ageren zij tegen iets waarover de Kamer, waarvan zij deel uitmaken, nog met geen woord wilde spreken. Deze parlementariërs spreken nu tòch en daarmee laten zij blijken dat zij de publieke tribune belangrijker achten dan het spreekgestoelte in de volksvertegenwoordiging. Duidelijker bewijs van minachting voor de moderne parlementaire methoden is bijna niet mogelijk.
Donderdag zwegen deze heren in de Kamer en hielpen zij het voorstel-Burger verwerpen, zaterdag voerden zij luidkeels het woord op een bijeenkomst waar men dat plan ondubbelzinnig afkeurt. (‘Geen gesjacher en geen gebunker’, riep Van Rijckevorsel van de K.V.P.). Toch heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat deze mensen duidelijk zeggen hoe zij over de zaak denken. In het parlement krijgen ook zij daartoe geen enkele kans, daar moeten zij meedoen aan de ‘prudente’ tactiek van hun fractievoorzitters. Doordat zij in het openbaar spreken kan men zich een beter oordeel vormen over de mening van individuele leden binnen de verschillende fracties.
Neem de V.V.D.'er Couzy bijvoorbeeld. In de Kamer is hij misschien net capabel om iets verstandigs over de defensie te zeggen, maar voor de rest moet hij stilte betrachten. Hij is een aartsconservatief, een der talloze niet-liberale V.V.D.'ers, en moet al zijn reactionaire meningen opkroppen. In één week staat hij twee keer in het nieuws: vragen aan de minister om Vrij Nederland in kazernes, messes enz. te verbieden, en dan nog eens een redevoering in K. en W., voor