lificeerde, dan krijgen wij tot resultaat: een volstrekt abjecte zielepoot. En ik zou mijn mond houden alleen om zo'n slecht gebakken individu zijn speciale genot te onthouden? Soyons généreux.
‘Maar hij is toch een belangrijk schrijver?’, hoor ik nu al roepen, alsof dat een verzachtende in plaats van een bezwarende omstandigheid zou zijn.
‘Je begrijpt hem nog altijd niet’, klaagt nu een ander. ‘Hermans heeft een heel akelige, nare jeugd gehad. Onverstandig ouderschap, dat is het drama van zijn leven, daarom moet hij zo rottig doen, maar hij heeft in werkelijkheid zó'n klein hartje.’
Met mijn hand op mijn zakdoek bedenk ik nu dat Hermans zelf wat al te gretig met zijn trieste jeugd te koop loopt. Dat was bekend, ook voordat hij laatst nog eens zielig deed in het interview in de Haagse Post. Maar ik wil wel even meeklagen, want ik geloof ook te beseffen hoe moeilijk, en in laatste instantie onmogelijk, het misschien is om de smaak van een nare jeugd kwijt te raken - Freud heeft niet voor niets geleefd. Maar akelige jongensjaren kunnen hoogstens een gedeeltelijke verklaring van in de volwassenheid begane streken leveren, niet een rechtvaardiging, zoals wij toch ook wel wisten. Het jongetje Garmt Stuiveling bijvoorbeeld heeft, vermoed ik, ook heel wat met het leven te stellen gehad, het klimaat van het hoge noorden misschien, of professor Garmt Stuiveling zou zich niet zo uit alle macht aan voorzitters-, gemeenteraads- en ik weet al niet wat voor zetels vastzuigen. De wijze waarop hij dat doet wordt hem op het ogenblik bitter verweten, maar niemand heb ik nog ter verontschuldiging van Stuiveling horen aanvoeren dat hij als kind zo lang in de kou heeft moeten staan. En waarom Willem Frederik gegeven wat wij Garmt onthouden? Het is waar, de een schrijft wat beter, maar de ander zit daarentegen weer heel wat beter voor.
Tenslotte, blijkbaar een doodzonde, heb ik Hermans een door en door fascistische geest genoemd. Het is waar dat H.A. Gomperts het al jaren geleden over H.'s fascistische mentaliteit had. Adriaan Morriën was het met deze visie geheel eens in een pamflet dat tot groot vermaak van directeur G. Lubberhuizen bij De Bezige Bij werd uitgegeven. ‘Vele mensen... zijn daarover gevallen’, schreef Morriën in De Gruwelkamer van W.F. Hermans. ‘Het is een omschrijving die
De tekeningenserie in dit nummer is van W.A. van Ravesteyn
men blijkbaar alleen op Duitsers mag toepassen. Dat nu is hypocrisie. Fascistisch is iedere methode die met gebruikmaking van leugens en verdachtmakingen de aandacht probeert af te leiden van de zaak waarom het in werkelijkheid begonnen is.’ En een vriend merkte op dat de woede van Hermans op Ter Braak de woede was op een man die zijn ressentiment als ressentiment kon denken en als ressentiment kon behandelen dank zij zijn gevoel voor humor. Ik zou hierbij alleen de kanttekening willen plaatsen dat deze woede bij H. dan toch vooral instinctief zal zijn, want zijn kennis van Ter Braak's werk acht ik gering (dit laatste is geen verwijt). Voor het overige behoort Hermans inderdaad tot het soort dat
zijn afgunst op alles en iedereen koestert. Zijn afgunst stelt hem soms zelfs in staat om iets goeds te schrijven - en nu zou zo'n Ter Braak hem zijn wrok willen doen wegwerpen door hem om zijn wrok te laten lachen? Hermans beseft, als iedere fascist, dat hij onder deze ‘operatie’ zou verdwijnen als een slak onder het zout. Hij heeft ingezien dat het zijn belang was om zijn afgunst, zijn gevoel van verlatenheid in een boze wereld die het op hem gemunt heeft, uit te diepen en te cultiveren. Waar geen wrok tegen hem bestond, zou hij voor niets terugschrikken om die wrok te creëren. ‘Mussolini ha sempre ragione’, ‘Hermans heeft altijd gelijk’, zijn misleidende slagzinnen omdat de werkwoordsvorm niet deugt. De toekomende zou hier moeten worden gebruikt in plaats van de tegenwoordige tijd. Mussolini bedoelde namelijk te zeggen dat hij gelijk zou krijgen pas als àlle tegenstanders met voldoende wonderolie zouden zijn bewerkt en ook Hermans weet dat hij zijn gelijk steeds weer te veroveren heeft, of liever, dat het verder en verder terugwijkt. Hij kan trappen zoveel hij wil, of, zoals deze machiavellist van het gelijkhebben liever doet, liegen en