Luxemburgse desintegratie?
J.T. van Minnen
Wie tracht van Luxemburg uit het grote Europa te overschouwen, dreigt licht te worden bevangen door hetzelfde gevoel dat ook de vijftig inwoners van het Friese dorp Eagum even bezuiden Leeuwarden kenmerkt: drie passen van de toren en dan nog wat naar links bevindt zich naar oude overlevering het middelpunt der aarde. Welnu, zo ergens tussen Place de Metz (afdeling politiek beleid van de Hoge Autoriteit), rue Beaumont (afdeling expeditie van het Europese Parlement, Luxemburg-Straatsburg v.v.) en de heuvel Verlorenkost (wachtkamers van de Bijzondere Ministerraad) ligt in de gedachtengang van vele brave functionarissen het middelpunt van Europa.
De Luxemburgers zelf doen overigens wel alles om deze mythe uit de wereld te helpen. Ze laten niets na om de meest veelbetekenende zinsnede uit hun volkslied ‘Wij willen blijven die we zijn’ waar te maken. Ze verklaren met de grootste klem, dat ze de dag zullen zegenen waarop al die arrogante Europeanen weer aftrekken en ze hebben een speciale service ingesteld om de chicanes te bedenken die deze aftocht moeten bespoedigen. De jongste stunt, bestaande uit het opbreken van de belangrijkste verbindingsbrug en het instellen van een gecompliceerd eenrichtingsverkeer rond het hoofdgebouw van de Hoge Autoriteit, miste overigens de roos. De allerhoogste autoriteiten wisten toch nog een pad te vinden waardoor ze plechtig konden komen voorrijden en de rest kwam eenvoudigweg een kwartiertje later. In mei wordt de brug maar weer opengesteld, want dan komen de welkome toeristen.
Tegenover een dus laat ons zeggen ietwat negatieve instelling van de inheemse Luxemburgers (het beoefenen van understatement is goed om alvast aan de toekomstige omgang met de Britten te wennen), staat een laaiend enthousiasme van de supra-nationale vreemdelingen. Wanneer er wordt gesproken over Grootbrittanjes toetreding, is hun eerste reactie: ‘dat betekent tweehonderd ambtenaren meer!’. Er zijn thans bijna duizend functionarissen, onder wie een aantal inderdaad hard werkt aan de ‘gegeven taken’, een ander deel echter niet minder hard aan een eigen proefschrift of iets dergelijks. Britten erbij (reactie nummer twee) houdt in, dat die vervelende Nederlanders met hun eeuwig gemier over taaldiscriminaties de mond gesnoerd krijgen. Zowel het Nederlands als het Italiaans zal dan immers moeten wijken, zegt men, met een knipoogje naar de Italianen, die hun troostprijs krijgen in de vorm van semi-officiële publicaties waarin hun taal naast het Frans, Duits en Engels voorkomt (commerciële noodzaak) en die steeds eerder worden bediend dan de Nederlanders, met één uitzondering bij het Hof van Justitie, waar professor Donner borg staat voor een strikte viertalengelijkheid.
Laten wij er echter geen complex van krijgen - we hebben immers de reputatie, Engels te kennen en de Britten te begrijpen. Wij staan het dichtst bij Sir Arthur Tandy, Harer Majesteits ambassadeur bij de Europese Gemeenschappen, die kort voor het weekeinde zijn standplaats Brussel verliet teneinde in Luxemburg per van ambtsgenoot Pennifather aldaar geleende Rolls Royce naar de zetel van de Ministerraad op Verlorenkost te rijden en een enveloppe te overhandigen, waarin naar men mocht bevroeden de brief stak van premier MacMillan, met de aanvraag om het ‘volledig’ lidmaatschap van de EGKS. Des maandags, na het weekeinde, herhaalde zich deze ceremonie in Brussel, want daar zit het stukje ministerraad dat zich met Euratom bemoeit.
Dergelijke en andere technische gesprekken zullen wellicht nog in het middelpunt van Europa mogen worden gevoerd. De werkelijke politieke beslissing valt echter in het afgelegen Brussel. Met deze harde realiteit voor ogen valt het voor de achterblijvers in het Europese operettecentrum niet mee nog enige dynamiek ten toon te blijven spreiden, dat zal men moeten toegeven.
Het overhandigen van de brief juist in Luxemburg was echter meer dan een ceremonie voor de publiciteit. Het was symbolisch voor de laatste stuiptrekkingen van een
De tekeningenserie in dit nummer is van H. Soerink