Films
Het is natuurlijk verdrietig dat kermis in de regen bezwaarlijk een goede film kan worden genoemd, maar reden om te wanhopen zou er niet geweest zijn als Kees Brusse er tenminste het zwijgen toe had gedaan of ironiserend over zijn eersteling had gesproken. Hij heeft de film echter een vergelijking met La Strada meegegeven, en verklaarde in een interview, n.a.v. de nogal onbarmhartige kritiek: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het publiek deze film zal kunnen en willen begrijpen. De mensen zijn nu eenmaal geinteresseerd in mensen. Zij willen weten, wie en wat de persoon is, die zij op het witte doek zien. Natuurlijk willen zij dat omlijst hebben in een vlot, levendig verhaaltje, maar in de eerste plaats gaat het hen om de mens in zijn verhoudingen tot de anderen.’ Inderdaad. Het is juist op dit punt dat Brusse faalde. De personen blijven schimmen, een meisje wordt zonder meer vermoord, van de hoofdpersoon komen we niets meer te weten dan dat hij met treintjes speelt. Brusse gaat nog verder: ‘Ik wist, dat er verdeelde meningen zouden ontstaan door mijn persoonlijke aanpak. (...) Merkwaardig genoeg zijn er nu felle voor- en felle tegenstanders.’ Dus net als bij Bergman, Antonioni, Resnais en Bunuel, tjonge-jonge. En Brusse gaat verder: ‘De eersten juichen over de sfeer en de typeringen, die zij belangrijker vinden dan het verhaaltje, terwijl de andere categorie juist het zwaarste gewicht hecht aan dat verhaaltje’. Waar haalt-ie het vandaan. Domme critici die tot de andere categorie behoren! Hebben aldoor gedacht dat het Brusse alleen om het goed te verkopen verhaaltje ging. ‘Er zijn er,’ zegt Brusse welgemoed, ‘die alleen literaire werken willen zien. Maar die hebben het grote nadeel, dat er geen mens komt kijken (Bergman, Resnais?). Bovendien botst deze literatuur met de dramatische opvattingen, die de creatieve filmers in de praktijk hebben
ontwikkeld.’ Ach ja. Je kan wel merken dat Kees Brusse zich in het medium verdiept heeft. Het grootste verwijt dat hem gemaakt kan worden is, dat hij als iemand die in artistiek opzicht in Nederland hoog staat aangeschreven, geen grotere gooi heeft gedaan. Waarom, kan men vragen, zou een Nederlandse film altijd iets bijzonders, iets ‘artistieks’ moeten zijn? Het antwoord is heel simpel: omdat er maar één Nederlandse film per jaar wordt geproduceerd. Wat heeft het voor zin die ene film te laten wegzinken in het massaproductieartikel van de Amerikanen e.a.? 't Is mijn eersteling maar, zegt Brusse. Dat is zo. Maar Brusse heeft al in twaalf films meegespeeld en twee zeer verdienstelijke korte filmpjes gemaakt. Hij was dus niet van ervaring gespeend. Hoe komt het toch, dat zoveel eerstelingen van onervaren buitenlanders (men denke aan de Fransen) wel een artistiek en commercieel succes kunnen worden?
De naam van Resnais is hierboven al een paar keer genoemd. De titels van zijn films worden al afgekort; een zeker teken van zijn faam. hirosjima werd een doorslaand succes. marienbad heeft echter een klein oorlogje ontketend tussen Bertina van De Volkskrant (die Jan Blokker van het Handelsblad snobisme verweet) en Jan Blokker die antwoordde dat Filmforum (het blad van Bertina) nog steeds de filmtaal van 1930 spreekt. Pas bij de volgende Bergman-film zullen zij elkaar weer vinden. Jan Blokker (die marienbad bewondert) heeft gelijk. De film deed me sterk denken aan de Mattheuspassion. Men zal even van me moeten aannemen dat ik een oprechte en diepe bewondering heb voor de M.P. Ik geniet er iedere keer weer van, intens, en zolang hij duurt. Maar na een uur raak ik mij steeds sterker bewust van de stoel waarop ik zit, van de kleren die mij knellen, en van het chronische slaaptekort waaraan ik lijd. Ondertussen zit ik volop te genieten. Zo was het ook bij marienbad. Om 8.37 uur, zo constateerde ik (dus ongeveer een klein uur nadat de film was begonnen) kreeg ik de eerste inzinking. Niet de film, zag ik duidelijk, maar ik! De film bleef even fascinerend, even vreemd met die toch zo logische hoewel onvolgbare beeldenstroom die ook het duistere maar volmaakte ge-