Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Over eigen landGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 9]
| |
gen tijdens een vierjarig verblijf in het buitenland, toen ik Nederland op een afstand bekeek en Nederlanders goed kon vergelijken met andere buitenlanders. Onder die goede eigenschappen van de Nederlander zou ik dan willen noemen een eerlijkheid in de zin van ervan-op-aankunnen. Zijn neen is neen, en van zijn ja kun je meestal ook wel op aan, heb ik ergens eens geschreven. Ik herhaal het hier. Maar nu ik dit neerschrijf, vraag ik mij af of wat wij als draaierigheid, dubbelzinnigheid of zelfs onbetrouwbaarheid van, zeg, de Italiaan beschouwen, ook door de mede-Italiaan als zodanig beschouwd wordt. Misschien weet deze heel goed waar hij aan toe is als zijn landgenoot ja zegt... Toch geloof ik dat deze Nederlandse eigenschap over het algemeen wel door iedereen geapprecieerd wordt, al zullen velen vinden dat zij soms wat ruw tot uiting komt. Dat vinden de Amerikanen zelfs. De directheid waarmee de Nederlanders hun mening zeggen over andere mensen of over dingen die de Amerikanen als tot hun privacy behorend beschouwen, is frappant. Ik moet zeggen dat ik dat verfrissend vind, vooral temidden van mensen wier directheid (althans ten opzichte van die onderwerpen) een mythe is. Niet dat ik mij niet, gedurende die vier jaar, ook flink geërgerd heb aan m.i. even typisch Nederlandse eigenschappen. Zoals bijv. die eigendunk, de vaste overtuiging dat we onze zaakjes beter voor elkaar hebben dan wie ook (beste doktoren, beste ingenieurs, beste bruggebouwers), dat onze daden door iets moreler motieven geïnspireerd worden dan die van anderen, dat er naar Nederland met meer belangstelling geluisterd wordt dan naar andere landen. Maar ook hier voel ik, terwijl ik het neerschrijf, dat ik de kanttekening moet maken dat het heel best mogelijk is dat Zwitsers of Denen of Luxemburgers met precies zo'n eigendunk hun grenzen overtrekken. Dat die eigendunk dus toch niet zo'n Nederlands monopolie is, maar dat ik mij er alleen, als Nederlander, aan ergerde. Toch geloof ik dat althans het geloof dat er met speciale aandacht naar Nederlands woord geluisterd wordt, wel heel typisch Nederlands is. Dat is dan waarschijnlijk de dominee in ons. Hoe het ook zij - teruggekomen in het vaderland heb ik mijn opvattingen over mijn land en landgenoten niet gewijzigd. Ik heb er wel een paar bijgekregen. Zo valt mij de Autoritätenglauben in dit land sterk op, des te ergerlijker naarmate hoger opgegeven wordt van de vrijheidswil en het individualisme,
Ik geloof dat fatsoen inderdaad op de lange duur een troef is, die Nederland ook internationaal te stade komt, maar in eigen land wordt er te veel onder die noemer gebracht. Dat openbare figuren op de merites van hun daden worden beoordeeld, is goed; dat het betrekken van hun persoonlijke eigenschappen in de beoordeling onfatsoenlijk gevonden wordt, is een gebrek in het publieke leven. Profiles, zoals in Engelse en Amerikaanse kranten, maar ook in Duitse (zoals Die Zeit bijv.) geregeld verschijnen, zijn hier vrijwel onmogelijk. Mémoires worden nauwelijks geschreven: de kinderen van erin beschreven overledenen mochten zich eens gekwetst voelen! Dit is wat mij ergert in Nederland, en ik geloof dat het ook objectief ergernis waard is. Laat ik dus zeggen dat het mij verontrust. Maar ook zo'n verontrusting is alleen mogelijk bij iemand die zich, for better or for worse, één weet met het land waar hij toevallig is geboren en getogen. |
|