de mensen die martelen juist niet dezelfden zijn, als die de fijne gewetens hebben’. Best mogelijk, maar in Sartre's mensbeeld is dat zeer wel bestaanbaar en het gaat er maar om of hij het ons aannemelijk kan maken. In zijn conceptie zal de mens, zonder hulp van enige absolute moraal, zich vaak voor allermoeilijkste keuzesituaties geplaatst zien, waarbij zijn verantwoordelijkheden uitzonderlijk ingewikkeld kunnen liggen. Men zal vaak eenvoudig door ‘er te zijn’ een schuld op zich laden, waar men zich mee dient te verzoenen en waar men alleen mee kan leven door de verantwoordelijkheid ervoor consequent op zich te nemen, hetgeen soms, zoals in dit stuk, in zal houden dat men de consequentie van de zelfmoord trekt. Wie dit onwezenlijk vindt zal er toch rekening mee moeten houden dat er (vele) mensen zijn die er deze overtuiging op na houden. Niemand hoeft zich door Sartre te laten bekeren, maar laten we zijn personen en hun denkbeelden niet uit verschil van mening het bestaansrecht ontzeggen.
Men heeft kunnen lezen dat het gegeven een geconstrueerde abstractie was - een bezwaar dat ik onmiddellijk laat gelden voor ‘Le diable et le bon Dieu’. Daarin waren de personen inderdaad toevallig belichaamde Sartre-ideeën die rondwandelden in voor demonstratie pasklaar gemaakte conflicten. Daar had men het formidabele talent van een Pierre Brasseur nodig om in de Uebermensch Goetz te kunnen geloven, maar in Les séquestrés d'Altona zijn de personen helaas volkomen bestaanbaar en is de situatie, de nasleep van de oorlog 40-45, maar al te reëel.
Of is het ondenkbaar dat een Duits officier die de verantwoordelijkheid draagt voor tweehonderd afgesneden manschappen, een tweetal partisanen martelt om gegevens voor een mogelijke redding van ze los te krijgen? En is het onbegrijpelijk dat hij zich na de oorlog de vraag gaat stellen of niet Duitsland als totaliteit, of de gehele mensheid, of misschien alleen zijn vader die schuld mét hem draagt?
Het laat zich ook zeker denken dat hij zich dan willens en wetens van de wereld afsluit met de bijna gewilde waanvoorstelling dat de geallieerden zich al even wreed aan
Duitsland hebben vergrepen. Die illusie wordt namelijk de enige mogelijkheid voor hem om zijn schuldgevoel te dragen. Als hem uiteindelijk de ogen voor de werkelijkheid geopend zijn besluit hij de straf aan zichzelf te voltrekken.
Lijkt dit voor wie zich enigermate met de existentialistische gedachtenwereld vertrouwd heeft gemaakt al allerminst op een geforceerde constructie Sartre heeft bovendien de moeite willen nemen, zijn hoofdfiguren dit keer zo veel mogelijk te concretiseren en ze door alle mogelijke persoonlijke beweegredenen en doelstellingen en bijzonder ingewikkelde onderlinge relaties te individualiseren, hetgeen het stuk als keerzijde van de medaille ook uitermate gecompliceerd en lang maakt.
Als men bereid is het uiterst geserreerde toneelschrijven van een Strindberg als een wezenlijke weergave van de realiteit te aanvaarden en zijn tot op de essentie uitgebeende gestalten voor menselijke wezens te houden dan moet men ook begrip opbrengen voor de meer expliciete vorm die Sartre heeft gekozen om juist in een minutieuze en gedetailleerde conflictsisutatie met volledig uitgetekende portretten, een even onontkoombare waarheidssuggestie mee te kunnen geven aan zijn voor ons menselijke bestaan heel wat essentiëlere denkbeelden, dan Strindbergs pessimistische kijk op het conflict der seksen.
En dat Sartre niet voor niets een exponent is van die cultuur, waarin men een goede dramatische constructie altijd voor hoogst belangrijk heeft gehouden, moge blijken uit het feit dat ook Nederlands publiek, dat met zijn denkwereld bepaald niet vertrouwd is, vier en een half uur lang geboeid en geschokt blijkt, ook al is dat eveneens voor een belangrijk deel te danken aan de alleszins lofwaardige voorstelling die de Nederlandse Comedie ervan heeft gegeven, onder gastregie van Kees van Iersel en met een respectabele Bentz van den Berg en een als altijd bewonderenswaardige Ellen Vogel in de hoofdrollen.
Er zou b.v. een uitvoerige studie te wijden zijn aan de ongelofelijk knappe dramatische kunstgrepen die Sartre telkens weet toe te