maar wel graag naar de T.V. kijkt. Kortom, een man zonder pretenties, zonder dé pretenties die zovele boekhandelaren weinig sieren.
Voor mij zijn de meeste boekhandelaren in niets te onderscheiden van de middenstanders waarmee bijv. de shoppende huisvrouw dagelijks van doen heeft. Ook boekhandelaren drijven hun zaken met een onmiskenbare kommerciële beat maar die kerels willen ook nog eens de kulturele pikbroeken uithangen en dat irriteert mij in hoge mate.
Een voorbeeld: Wanneer een bekende hoofdstedelijke boekhandelaar die bij literaire evenementen het hoogste woord voert en wiens etalage-inhoud stijf staat van de pretenties op mijn vraag ‘of hij een niet al te duur boekje heeft om aan een lieve oude dame ten geschenke te geven’, antwoordt met het overhandigen van L.P. Boon's Menuet dan kan ik alleen nog maar mijn schouders ophalen, zijn zaak mijden en, wanneer hij nog eens zijn liefde voor de literatuur in het openbaar kwijt wil, hem hardop uitlachen.
De belezenheid van de gemiddelde boekverkoper is - let maar op! - zeer gering en zijn literaire smaak weinig ontwikkeld. Voor hem Fabricius, dat is het wel. En dan spreek ik niet alleen als klant maar óók als insider, zoals je weet. Nee, werkelijke kennis en liefde van en voor het boek, daarvoor moet je zijn bij de mensen van de antikwariaten.
Daarom, laat men toch de boekhandel in zijn geheel opheffen en de verkoop van boeken in handen geven van de winkelier die oprecht is in zijn streven om winst te maken. Alleen hij kan, ongehinderd door pretenties en gesteund door pittige reklameakties en voordelige aanbiedingen, een waarlijk grote omzet behalen. De armoedzaaier die de schrijver nu eenmaal van professie is zal dan eindelijk een staat van leven kunnen voeren waar hij recht op heeft. En het heirleger van de boekhandelaren? De goeden kunnen antiquair worden en zullen dat dan ook niet nalaten. De vele anderen kunnen zonder moeite opgenomen worden in het arbeidsproces. Er is een ernstig tekort aan hand- en hoofdarbeiders en er is nog zóveel werk te doen.
Is dat alles wat je bij mij over boekhandelaren hebt uitgelokt?
De volgende geschiedenis wil ik je niet onthouden.
Enige zomers geleden liftte ik over een grote afstand mee met een vrachtwagen, geladen met zakken aardappelen. Het was die dag zeer warm, extra heet misschien omdat we ons ver beneden de Moerdijk bevonden.
In het begin nog ingenomen met mijn hoge plaats op een berg van zakken aardappelen die ver boven de kabine uitstak, lag ik al spoedig met gespreide armen en benen in doodsangst en een konstante storm van 60 km onder een blakerende zon terwijl een fijne, doordringende wolk van kleistof mij aan het gezicht onttrok. De toch eindigde in... Hedel?... waar de vrachtwagen in de verte in een schuur verdween, mij achterlatend in de smalle dorpsstraat. De tocht had de gehele middag geduurd, de zon was duidelijk gezakt, er waren geen voorbijgangers, wél schaduwen, goddank. Op een raamkozijn gezeten ontdeed ik mij van het stof en kwam weer bij. Toen ik opstond en mijn citybag oppakte ontdekte ik achter het raam de etalage van een boekwinkel. Ik bleef de boeken even bekijken (in gedachten? waarom? Ik dacht nergens aan, deed zomaar wat) en stapte het zaakje binnen. Het was er donker en bijzonder koel. De koelte die je vindt in een melkwinkel of een slagerij maar niet in een boekwinkel. Meteen kwam een klein mannetje te voorschijn. Grijs, bejaard en gekleed als een dominee. Voordat er iets gezegd kon worden wenkte hij mij met een rustig gebaar en ging mij voor achter de toonbank een nisje in. Na het openen van een deur kwam ik in een eveneens donkere kamer. Twee ramen recht tegenover mij stonden halfopen en keken uit op een kleine tuin waarvan, om zo te zien, elke centimeter was begroeid met bloemen zonder dat er ook maar een smal pad was vrijgelaten. Een grote bloembak die zonder overgang uitliep in een hellende akker. De boekhandelaar was bij het hoofdeinde van een ouderwets bed blijven staan, een hand gesteund om een koperen knop, en keek mij vriendelijk aan. In het bed lag een vrouw en ze was dood, daar viel niet aan te twijfelen. Ik bemerkte nu ook brandende kaarsen en rooms-katholieke rekwisieten. In een opwelling handelend liep ik de kamer door, een gangetje in en boog mij over de bloemen in de tuin. Nog zie ik het voor mij dat krioelen van mugjes, vliegen en
wespen terwijl ik snel een bosje bloemen plukte. Weer in de kamer gekomen legde ik de bloemen op een stoel, knikte naar de boekhandelaar die mij zwijgend en onbewogen maar niet onvriendelijk opnam en verliet door de winkel het huis.
Gek, ik zou dat niet meer kunnen, dat liften. Ik denk dat ik nu al halverwege van die vrachtauto was gevallen.
Enfin, ik hoor wel weer van je.
Heere