chromie spreken, die zijn kracht juist ontleent aan de grote eentonigheid. Als het Australisch onder druk komt te staan, treedt er een sterke vereenvoudiging in op, waardoor in het bijzonder de categorie van het adjectief getroffen wordt. Deze vereenvoudiging is zo kras dat bijna alle gangbare adjectieven verdwijnen, terwijl de opengevallen plaatsen worden ingenomen door slechts twee woorden: bloody en fuckin', die ook nog zo weinig eigen kleur hebben dat ze geheel onderling verwisselbaar zijn. Het eerste kende ik goed, zowel actief als passief, het tweede was in zijn hoge frequentie nieuw voor mij. Adjectieven mag men ze eigenlijk niet noemen, ze functioneren eerder als prefix voor elk willekeurig substantief in de zin. In gevallen van sterk affect ziet men dan nog dat bloody een volkomen vrije syntactische positie krijgt. Het kan overal voor of tussen komen waar emfase gewenst is, zodat de Metropolitan Bloody Fire Brigade niet alleen iets anders is dan de Country Fire Brigade, maar ook een duidelijke negatieve instelling verraadt ten opzichte van dat instituut. Er werd dus druk gepraat in die vrachtauto en we werden goed gevoed met keurige pakjes sandwiches die de vrouwen van de Country Women's Association voor ons hadden klaargemaakt, terwijl er grote vierliterflessen met limonade van mond tot mond gingen. Dit laatste niet zonder hevige protesten: ‘Where's the bloody beer, I'm sick of all them fuckin' soft drinks’. Als we een beetje dicht langs een brand reden, zodat je goed kon zien hoe een groep eucalyptusbomen ontploft als het vuur eraan raakt, werden we even stil. ‘She's a bastard allright’, zei er dan een, maar als dan een ander klaagde dat hij zijn bloody stick
verloren had, kwam het gesprek meteen weer op gang en werden de adviezen aan de betrokkene zo scabreus dat ik de draad kwijtraakte.
Aan een grote verkeersweg werden we uitgeladen. Je kon er nauwelijks ademen van de rook. Als de wind niet draaide, zou een van de branden over een minuut of twintig op dit punt aan de weg komen. Het was de bedoeling dat hij daar tegengehouden werd en dat de vijf huizen die er stonden, zouden blijven staan. ‘She is travelling at over sixty miles per hour’, zei de politieagent die dit alles uitlegde, alsof hij het over verkeersregels had. We begonnen alvast de vonken uit te slaan en te spuiten die met de rook meekwamen en die overal kleine brandjes veroorzaakten. We stonden daar met een duizend man, brandweerauto's, politieauto's met zenders, bulldozers die de weg breder probeerden te maken, watertankers, benzinetankers met water, betonmolens met water, vrachtauto's met blikken water, en sticks. Precies op de bestemde tijd en plaats brak de brand door. Eerst een geschreeuw van ‘she's comin', she's comin'’, een paar kleine gele vlammetjes, in de verte nog, en het volgende ogenblik een oorverdovend gebrul en een blok van vuur, tien meter hoog, honderd meter breed en zo diep als het oog reikt.
Toen we niet meer konden en onze vrachtauto weer op gingen zoeken, brandde het bos over de hele lengte van de weg. Maar het vuur was de weg niet over gekomen en de huizen stonden er nog. Dat was toch maar gelukt. Na de razernij van een paar uur geleden leek het een rustige, bijna vriendelijke brand. Langs de weg lagen er een paar te slapen, drie meter van het vuur af, hun hoed over hun ogen tegen de brandende rommel die nog steeds naar beneden kwam. Iemand liep zachtjes over te geven: too bloody much lemonade. We konden de auto niet terugvinden. De dikke chauffeur was hem blijkbaar gesmeerd. ‘Bloody fat bum’, zei een ander lid van onze groep, die ook liep te zoeken. ‘Fuckin' bastard’, zei ik met overtuiging.
In de nacht van de derde dag heeft de regen vrij plotseling het vuur uitgedoofd, zodat het nakaarten kon beginnen. Daar zitten we nu nog middenin. Wiens schuld was dit alles? Was het te voorkomen geweest? Moeten we nog eens zo iets meemaken? Is water wel het meest doeltreffende blusmiddel? Wie kan wie commanderen? Hebben de vrijwilligers enig nuttig werk gedaan, of kwamen ze alleen maar om iets te beleven en daarna af te knappen? Zijn de pubs verplicht vrij bier te schenken bij een bosbrand? Allemaal vragen waarop zeer verschillende antwoorden worden gegeven. In ‘The Age’, zonder twijfel een serieuze krant, is een mooie archaïserende discussie ontvlamd over de vraag of die regen gezien moet worden als een direct ingrijpen van God, ja of nee. Dag in dag uit verschijnen er nieuwe brieven van gelovige ingezetenen, af en toe aangevuurd door hun geestelijke leidslieden, die belijden dat de kracht van het gebed zich onweerspreekbaar gemanifesteerd heeft in die verlossende regenbui. De tegenstanders van deze zienswijze komen met statistieken waaruit mag blijken dat het wel vaker regent in januari. Er zijn er ook die de vraag stellen waarom er eerst acht mensen, zeshonderd huizen en een niet te schatten aantal kangoeroes, wallabies, wombats, possums etc. moesten verbranden voordat er met regen ingegrepen werd. Was men soms te laat met het bidden begonnen,