Coulante verkeersmoraal
Minke Menalda
‘Op deze manier heb ik al heel wat mensen het leven gered’, hoorde ik laatst iemand zeggen van achter het stuur van zijn auto. Het ging om een fietsend jongetje dat suffend overstak, en tevoren die bedoeling al zo onmiskenbaar uitstraalde dat de automobilist hem gemakkelijk de voorrang kon geven die in dit geval over zijn leven besliste. Was de afstand iets kleiner geweest, de chauffeur iets minder alert, dan was het jongetje er geweest, en wie zou er hebben durven suggereren, laat staan beweren, dat de automobilist schuld had? ‘Dat kind keek absoluut niet uit, je weet het immers nooit met kinderen’, en de rest. Maar wie eens alle gewenning en napraterij aftrekt van deze manier van redeneren, blijkt onverwachts een heel merkwaardig soort berusting in handen te houden. Zo ongeveer: ‘we fabriceren auto's, heel gevaarlijk natuurlijk maar daarom maken we er verkeersregels bij en wie zich daaraan houdt kan niets gebeuren. En ja, dan heb je natuurlijk altijd wel een paar sufferds die zich niet aan onze verkeersregels houden, dat is dan wel vervelend maar die moeten dan maar dood.’ En wordt er een klein kind overreden, en kunnen we dus dit prettige ‘eigen schuld’ niet helemaal kwijt, dan is er toch nog altijd de onverantwoordelijke moeder waar we ons schuldgevoel aan kunnen lozen, er is altijd wel iets te vinden waar dit ene onomstotelijke feit achter schuil kan: dat dat kind, hoe onverantwoordelijk zijn moeder ook zijn mocht, nog zou leven als wij op dat punt geen 50 km hadden gereden maar 20. En wordt datzelfde kind bij toeval niet overreden, dan horen we zelfs dat de automobilist ‘zijn leven gered’ heeft. Zo'n formulering bewijst pas goed hoe de zaken eigenlijk staan: de automobilist is baas, en blijkbaar zo gesteund door zijn semi-wettig recht om iedereen die zich niet aan de regels houdt omver te rijden, dat hij zelfs nog een beroep op onze bewondering durft doen als hij wel zo goed is een
‘sufferd’ te sparen.
De enorme verantwoording kortom, die iemand op zich neemt door in de auto te gaan zitten die de dood van een ander kan worden, die verantwoording blijkt als bij toverslag geheel van hem af te vallen door de tussenschakel tussen die auto en de aanrijding: de verkeersregels. Mits we ons aan die verkeersregels hebben gehouden is het slachtoffer niet ons slachtoffer: het is een verkeersslachtoffer. En voor die verkeersregels die al die verantwoordelijkheid opzuigen blijkt, o wonder, niemand verantwoordelijk, of iedereen, wat op hetzelfde neerkomt. In elk geval niet de individuele automobilist: zo gauw hij last krijgt van zijn verantwoordelijkheid kruipt hij weg achter de verkeersregels alsof ze over hem gekomen zijn als de wil van god, en niemand die hem tegenspreekt. ‘Het is niet anders, hij kon er niets aan doen.’
Een gangbaar automobilisten-argument is dan, dat je voor het comfort van het snelverkeer inderdaad het risico van een enkel ongeluk maar moet lopen, omdat tenslotte het risico klein is en het comfort groot. Maar afgezien van het feit dat de verdeling - de automobilist het grootste deel van het comfort en de voetgangers en fietsers het grootste deel van het risico - verre van eerlijk, en het argument daarmee verre van onbaatzuchtig is, is het ook veel te simpel, een verstarring in cijfers. Want het gaat niet alleen om het aantal slachtoffers dat misschien, als je het maar vaak genoeg herhaalt, nog wel enigszins redelijk begint te lijken ook, het gaat haast nog meer om de willekeur waarmee ze vallen, het gaat om de benauwende hoeveelheid angst die er, bij elkaar opgeteld, wordt geleden om iemand die ‘allang thuis had kunnen zijn’, om het kind dat we zien wegfietsen, licht slingerend toch nog, terwijl we nog net die zware vrachtauto achter hem horen optrekken, de angst die zo bij het snelverkeer is gaan horen dat we hem, met dat snelverkeer, al kalmweg als onafwendbaar zijn gaan beschouwen.
Daarom is het misschien toch niet gek om nog maar eens vast te stellen dat het snelverkeer een mensenidee was, door mensen ingesteld en door mensen af te wenden naar behoefte, en geen onontkoombaar noodlot van hogerhand, zomin als de atoomoorlog maar jammer genoeg al in een verder stadium van uitvoering dan die. Dat de nadelen van het snelverkeer in de stad - dood en voortdurende angst voor die dood - groot genoeg gebleken zijn om de veronderstelling te rechtvaardigen dat datzelfde snelverkeer misschien nooit de stad was ingekomen als men deze gevolgen van te voren had kunnen overzien, blijkt echter voor niemand een reden om zelfs maar te overwegen om op de bestaande toestand terug te komen: het blijft bij een beetje knoeien aan de verkeersregels, ernstig en bekommerd genoeg, maar met een nagelvijltje inplaats van met een hakbijl.
Misschien is het op zichzelf nog een vrij zinloze bezigheid, dit schuld verleggen van